Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:
  • Weet je wat een bijvoeglijk naamwoord is
  • Kun je bijvoeglijk naamwoorden herkennen
  • Weet je wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al?

Slide 3 - Woordweb

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over een zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Tekstslide

De appel
De rode appel
De glimmende appel
De sappige appel
De zoete appel
De harde appel
De gevallen appel

Slide 5 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord

  • kan voor een zelfstandig naamwoord staan
           De speelse hond

  • kan achter een zelfstandig naamwoord staan
           De hond is speels

Slide 6 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
eindigt meestal op een e
        De stevige boom, de blauwe wol

behalve bij het-woorden waar een voor staat
      het huis -->     een groot huis
      het dier -->    een gevaarlijk dier

Slide 7 - Tekstslide

Waar staat een bnw?
A
De grappige jongen
B
De man lacht
C
Het meisje is vriendelijk
D
De vrouw zit buiten

Slide 8 - Quizvraag

Waar staat een bnw?
A
een klein lampje
B
een stoel in de tuin
C
een lekke band
D
de felle zon

Slide 9 - Quizvraag

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord dat iets zegt
over het materiaal 
waarvan het zelfstandig naamwoord gemaakt is.

De nylon kous
De leren bank

Slide 10 - Tekstslide

Welke van de volgende bijvoeglijke naamwoorden is stoffelijk?
A
Katoenen
B
Houten
C
Ronde
D
Plastic

Slide 11 - Quizvraag

Waar staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De hoge hoed
B
De wollen trui
C
De rode broek
D
De warme sok

Slide 12 - Quizvraag

De ...... stoel

Slide 13 - Open vraag

Aan de slag...
2.8 opdracht 4 online
Opdracht 5 en 6 in je schrift

Slide 14 - Tekstslide