1HV Recap Unit 1

1HV Recap Unit 1
Tuesday, October 2nd
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1HV Recap Unit 1
Tuesday, October 2nd

Slide 1 - Tekstslide

We will practice with:
  • Personal pronouns
  • Possessive pronouns
  • To be
  • To have got
  • A / an

Slide 2 - Tekstslide

Wat waren de personal pronouns ook al weer?

Slide 3 - Open vraag

Personal pronouns (onderwerpsvorm)
Nederlands
Engels
Ik
I
Jij
You
Hij/Zij/Het
He/She/It
Wij
We
Jullie
You (mv)
Zij (mv)
They

Slide 4 - Tekstslide

Personal pronouns (voorwerpsvorm)
Nederlands
Engels
Mij
Me
Jou
You
Hem/Haar/Het
Him/Her/It
Ons
Us
Jullie
You (mv)
Hen
Them

Slide 5 - Tekstslide

Fill in the gap: What is ______ favorite color? (jij)

Slide 6 - Open vraag

Fill in the gap: What is ______ name? (zij)

Slide 7 - Open vraag

Fill in the gap: _______ cat is very cute.(ik)

Slide 8 - Open vraag

Fill in the gap: ______ all go to school here. (wij)

Slide 9 - Open vraag

Wat waren de possessive pronouns ook al weer?

Slide 10 - Open vraag

Possessive pronouns
Zelfstandig nw. erachter
Geen zelfst. nw / ervoor
my (phone)
mine
your
yours
his / her / its
his / hers / -
our
ours
your
yours
their
theirs

Slide 11 - Tekstslide

This is _____ bag. The bag is _____ (I)

Slide 12 - Open vraag

Those glasses are _____ . They are _____ glasses. (he)

Slide 13 - Open vraag

This is _____ house. This house is _____. (we)

Slide 14 - Open vraag

That book is _____. It is _____ book. (they)

Slide 15 - Open vraag

Overzicht
Onderwerpsvorm
Voorwerpsvorm
Zelfst. nw erachter
Zelfst. nw. ervoor
I
Me
My (phone)
(The phone is) mine
You
You
Your
yours
He / She / It
Him / Her / It
His / Her / Its
his / hers / its.
We
Us
Our
ours
You
You
Your
yours
They
Them
Their
theirs

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn de 3 vormen van to be?

Slide 17 - Open vraag

Bij welk onderwerp hoort "am"?
A
we /you / they
B
I
C
he / she / it

Slide 18 - Quizvraag

Bij welk onderwerp hoort "is"?
A
we /you / they
B
I
C
he / she / it

Slide 19 - Quizvraag

Bij welk onderwerp hoort "are"?
A
we /you / they
B
I
C
he / she / it

Slide 20 - Quizvraag

Maak deze zin vragend: You are twelve years old.

Slide 21 - Open vraag

Maak deze zin vragend: I am a nice person.

Slide 22 - Open vraag

Maak deze zin vragend: It is a beautiful day.

Slide 23 - Open vraag

Wat is de juiste vraagzin?
A
Have I got money?
B
Do I have money?
C
Has I got money?
D
Does I have money?

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de juiste ontkennende vorm bij he/she/it?
A
have not got / haven't got
B
has not got / hasn't got
C
does not have / doesn't have
D
do not have / don't have

Slide 25 - Quizvraag

Waarom is "i have" fout? Wat mist er?

Slide 26 - Open vraag

Choose the correct option: university
A
a
B
an

Slide 27 - Quizvraag

Choose the correct option: apple
A
a
B
an

Slide 28 - Quizvraag

Choose the correct option: horse
A
a
B
an

Slide 29 - Quizvraag

Choose the correct option: MP3 player
A
a
B
an

Slide 30 - Quizvraag