Medicatie

Medicatie

Je kunt uitleggen wat de verschillende namen van medicatie betekenen.
Je kunt uitleggen waar je informatie over medicatie kunt verzamelen.
Je gebruikt het Farmaceutisch Kompas om de (bij)werking van medicijnen op te zoeken.
Je kunt verschillende risico’s van medicijnen beschrijven.
Je kunt benoemen welke stoffen een interactie kunnen geven met geneesmiddelen.
Je kunt bijwerkingen van medicijnen tijdig signaleren en hierop de juiste actie ondernemen.
Je kunt uitleggen op welke manieren medicijnen verkrijgbaar zijn.
Je kunt verschillende soorten en vormen van medicijnen beschrijven.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
VpkMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Medicatie

Je kunt uitleggen wat de verschillende namen van medicatie betekenen.
Je kunt uitleggen waar je informatie over medicatie kunt verzamelen.
Je gebruikt het Farmaceutisch Kompas om de (bij)werking van medicijnen op te zoeken.
Je kunt verschillende risico’s van medicijnen beschrijven.
Je kunt benoemen welke stoffen een interactie kunnen geven met geneesmiddelen.
Je kunt bijwerkingen van medicijnen tijdig signaleren en hierop de juiste actie ondernemen.
Je kunt uitleggen op welke manieren medicijnen verkrijgbaar zijn.
Je kunt verschillende soorten en vormen van medicijnen beschrijven.

Slide 1 - Tekstslide

De chemische naam verwijst naar....

Slide 2 - Open vraag

De generieke naam/stof naam verwijst naar......

Slide 3 - Open vraag

Wat is de merknaam?

Slide 4 - Open vraag

Chemische           Generieke           Merknaam
Benzodiazepine                       diazepam                                Valium®

cumarineproduct             acenocoumarol                          Sintrom®

 Antibioticum                       flucloxacilline                             Floxapen®





Slide 5 - Tekstslide

Als je de naam weet van het medicament, kun je daar informatie over verzamelen:

Slide 6 - Open vraag

Het Farmacotherapeutisch Kompas 
 is een gemeenschappelijke uitgave van de zorgverzekeraars, waarin prijsvergelijkingen en adviezen staan. Ook vind je er over elke groep medicijnen een korte uitleg.

Slide 7 - Tekstslide

De werking van medicijnen

Bij de registratie van een medicijn wordt aangegeven welke werking het medicijn heeft en bij welke ziekten of bij welk ziektebeeld het kan worden toegepast.

 Dit noem je de indicatie of reden van gebruik.

Slide 8 - Tekstslide

Medicijnen worden om verschillende redenen voorgeschreven. Noem minstens 3 redenen.

Slide 9 - Open vraag

Risico’s van medicijnen

bijwerkingen: 
cumulatie: 
interactie: 
verslaving: 
gewenning: 

Slide 10 - Tekstslide

Placebo-effect

Slide 11 - Tekstslide

Soorten medicijnen

Medicijnen met een verlengde werking (retard).

Tabletten, dragees en capsules
 

Slide 12 - Tekstslide

Welke drie beroepsbeoefenaars mogen een recept uitschrijven?


A
Verpleegkundigen
B
Verloskundigen
C
Tandarts
D
Arts

Slide 13 - Quizvraag

Zelfstudie!
Les en maak de opdrachten uit learnbeat 21.4
c.d.e.f

Slide 14 - Tekstslide

Terugblik 
Je kunt uitleggen wat de verschillende namen van medicatie betekenen.
Je kunt uitleggen waar je informatie over medicatie kunt verzamelen.
Je gebruikt het Farmaceutisch Kompas om de (bij)werking van medicijnen op te zoeken.

Slide 15 - Tekstslide

Doelen voor vandaag.
  • Je kunt verschillende risico’s van medicijnen beschrijven.
  • Je kunt bijwerkingen van medicijnen tijdig signaleren en hierop de juiste actie ondernemen.
  • Je kunt verschillende soorten en vormen van medicijnen beschrijven.

Slide 16 - Tekstslide

Enteraal, dat wil zeggen via het ..............................

 
Parenteraal, dat wil zeggen via een andere weg.

Slide 17 - Tekstslide

Parenterale

Slide 18 - Tekstslide

Parenterale


Welke hoort bij Parenterale of enterale toediening?

Slide 19 - Tekstslide

Om fouten te voorkomen is het dus van belang dat je:

Slide 20 - Tekstslide

  • de regel van vijf toepast
  • je afvraagt of de zorgvrager dit medicijn mag hebben
  • protocol erbij pakken!
  • luistert naar de zorgvrager als hij zijn twijfels over het medicijn uit
  • je niet laat afleiden 
  • oplettend zijn voor evt., bijwerkingen.

Slide 21 - Tekstslide

Soort medicaties 
Analgetica              cardiovasculaire 
Anti-emetica          Diuretica 
corticosteroïden
antibiotica
Anti histamine
Cytostatica
Benzodiazepine 
 

Slide 22 - Tekstslide

Waar sta ik met betrekking tot de behandelde onderwerpen?
Wat heb ik nog nodig (wil ik nog ontwikkelen) en hoe ga ik me dat eigen maken?
Wat kan ik goed als starter, gevorderd of beginnend beroepsbeoefenaar?










Slide 23 - Tekstslide

Maak de opdrachten van de integratie in ZorgPad.
Leerpad: 4 Medicijngebruik;
4.8 Integratie;
Casus Mevrouw Boeren;
Casus Verzorgende Linda;
Casus Mevrouw van Elst.






Slide 24 - Tekstslide