1. 11 dec: Start periode 2

Communiceren doe je samen 2
Welkom vwo4d

Op tafel:
Map/schrift, pen

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Communiceren doe je samen 2
Welkom vwo4d

Op tafel:
Map/schrift, pen

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
  • PTO2 lesstof
  • Start periode 2
Vandaag woensdag 11 december:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Nieuwe lesstof                      Herhalende lesstof:






Troublespeech > mondeling
Communicatie: 
les 19, 20, 21, 22

Literatuur: 
les 5, 6, 8, 9, 10 + 
begrippen 156-159
Communicatie: 
les 2, 3, 4, 5, 6

Literatuur: 
les 1, 2, 3

Slide 3 - Tekstslide

vwo
Leerdoelen:
H 19: Overtuigen
  1. Ik weet weet wat een betoog is.
  2. Ik kan standpunten en argumenten herkennen.
  3. Ik kan feitelijke en waarderende uitspraken herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fragment 1
Goed opletten!
Bedenk wat jij van de trailer vindt.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Denk je dat dit een leuke film is? 
Schrijf je antwoord in je schrift. 
timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leuke film? 
Barbie kan een leuke film zijn, want er worden grapjes gemaakt die niet alleen leuk zijn voor kinderen, maar ook voor volwassenen.
  •    argument = op inhoud van de film/trailer gebaseerd 


Ik denk dat Barbie geen leuke film is, omdat ik niet van barbies of poppen of roze (of grappen) houd
  •  argument = op mening gebaseerd

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fragment 2

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen:
Een mening is een standpunt, iets wat jij vindt.
Met een argument probeer je je standpunt/mening te onderbouwen.
Oordeel = standpunt/mening + argument
Oordelen met meerdere argumenten staan sterker.
Tekstsoort > waarderende tekst

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het standpunt en argument?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het standpunt?
Schrijf je antwoord op.
  • Ik vind het een goed boek. 
  • Ik vind dat je dit boek ook moet lezen.

timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke argumenten worden door de presentator gebruikt? Zijn deze argumenten feitelijk of niet-feitelijk?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke argumenten worden door de presentator gebruikt? Zijn deze argumenten feitelijk of waarderend?
Schrijf je antwoord op.

timer
1:30

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatie bespreken
"Waarom ik dit boek goed vond [standpunt], is dat het een realistisch beeld geeft van hoe de werkelijkheid is. Het is een actueel thema en super ingrijpend." [argument]
  • actueel thema > feitelijk: Je kunt opzoeken of dit thema nu actueel is.  
  • super ingrijpend > niet-feitelijk: het is een mening. 




Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soort argument
Feitelijke uitspraak: controleerbaar
  • Water kookt bij 100 graden Celsius.  
  • In het boek De eerlijke vinder is een thema vriendschap.

Waarderende uitspraak: een oordeel van wat goed, slecht, mooi of lelijk is
  • Een schilderij van Van Gogh heeft altijd veel karakter. 
  • Het boek De eerlijke vinder is een tranentrekker. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een standpunt? 
  • standpunt = mening 
  • Andere woorden voor hetzelfde: 
  • stelling, claim, visie
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Standpunt = Ik denk dat we nu niet moeten gaan winkelen.
  • want
  • Argument = De mode van dit seizoen is echt saai.
1. Geef aan wat het standpunt (SP) is en wat het argument (A) is in:
Ik denk dat we nu niet moeten gaan winkelen, want de mode van dit seizoen is echt saai. 
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Standpunt = Het is (ik vind) verstandig om je regenjas mee te nemen.
  • want
  • Argument = Het regent.
2. Geef aan wat het standpunt (SP) is en wat het argument (A) is in:
Het is verstandig je regenjas mee te nemen, aangezien het regent. 
timer
1:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Standpunt = (Ik vind) Bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje door het lokaal moeten lopen.
  • want
  • Argument = Stilzitten is erg ongezond.
3. Geef aan wat het standpunt (SP) is en wat het argument (A) is in:
Stilzitten is erg ongezond, dus bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje moeten lopen. 
timer
1:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Wat is het standpunt in: 
Als er iemand ziek is, moet de hele klas vrij krijgen. 

Schrijf je antwoord op.
timer
1:30

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Het standpunt = mening

Wat is het standpunt in: 
Als er iemand ziek is, moet de hele klas vrij krijgen. 

Bespreken: 
  • Ik vind dat als er iemand ziek is, dat de hele klas vrij moet krijgen. 
  • Standpunt = mening
  • Standpunt: Ik vind dat als er iemand ziek is, dat de hele klas vrij moet krijgen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Het standpunt = mening

  • Een standpunt wordt ondersteund met argumenten. 
  • Die geef je aan met signaalwoorden: want, omdat, ten eerste, ten tweede, vervolgens, bovendien, tot slot. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2

Ik vind dat als één leerling ziek is, de hele klas vrij moet krijgen. 

Verzin een voorargument ...
  • Geen enkele leerling kan dan achterlopen met de lesstof. 
  • Met voorargumenten onderbouw je het standpunt.
  • onderbouwen = ondersteunen = (be)redeneren = beargumenteren
timer
2:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2

Ik vind dat als één leerling ziek is, dat de hele klas vrij moet krijgen. 

Verzin een tegenargument ...
  • Op die manier zou er nooit iemand ooit les krijgen, want er is bijna altijd iemand wel ziek. Dan zou de hele klas dus gaan achterlopen op de rest van Nederland. 
  • Met een tegenargument weerleg je het standpunt. 
  • weerleggen = tegenspreken 
timer
2:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Verzin een reden waarom het tegenargument (van de vorige vraag) niet relevant is. 
Tegenargument: Op die manier zou er nooit iemand ooit les krijgen, want er is bijna altijd iemand wel ziek. Dan zou de hele klas dus gaan achterlopen op de rest van Nederland. 

  • Weerlegging: Aan de andere kant is het de vraag of er wel altijd iemand ziek is. Het komt vast ook vaak voor dat dat niet het geval is. (niet zo'n sterk argument)
  • Met een weerlegging weerleg je het tegenargument. 
  • weerleggen = tegenspreken 
timer
2:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Een betoog is een tekstvorm.
Bij welke tekstsoort hoort een betoog? 

  • Er zijn 3 tekstsoorten: informerend, verhalen, waarderend. 
  • Een betoog hoort bij een waarderende tekstsoort. 
  • Dat is een tekstsoort met veel meningen. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Termen H19 overtuigen:
Standpunt
argument
voorargument
tegenargument
betoog
redenering = onderbouwing
weerlegging
Feitelijk
Waarderend

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst 'Weg met de taalaftrek'
Lees de tekst en schrijf de antwoorden in je schrift. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
Standpunt
argument
betoog
redenering
tegenargument
weerlegging
onderbouwing
Feitelijk
Waarderend

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1
Lees de tekst 'Het Nederlands zou moeten bestaan uit Engels'. Let op: deze tekst bestaat uit twee pagina's.

Welke tekstsoort past bij deze tekst? 

  • Informerende tekstsoort
  • Verhalende tekstsoort
  • Waarderende tekstsoort > hoe weet je dit?





Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1
Informerende tekstsoort
Verhalende tekstsoort
Waarderende tekstsoort = tekstsoort met veel meningen:

alinea 1: Het onderwijs moet daarom verengelst worden. 
alinea 7: We moeten de verengelsing in het onderwijs dus niet tegenhouden, maar stimuleren en bevorderen.
Signaalwoorden: 
Alinea 2: Ten eerste
Alinea 3: Zodoende
Alinea 5: Bovendien




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 2
Wat is het standpunt van de auteur?
Standpunt = mening

  • De standpunt van de auteur is dat afschaffen van taalaftreken is goed.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 3 & vraag 4
De auteur geeft in deze tekst vier hoofdargumenten bij haar standpunt. Welke zijn dit?

Vraag 3
  • taalaftrek is onrealistisch, onredelijk, ongenuanceerd, ongeweest.
Vraag 9. Waarom vindt de auteur taalaftrek op het examen onrealistisch?

Vraag 4
  • De auteur vindt taalaftrek op het examen onrealistisch daarom je kan te veel van je uiteindelijke cifer kwijtraken en dat leerlingen moet taalaftrek om te leren. ‘Als je niet uitkijkt, kan je op die manier 0,5 punten van je uiteindelijke cijfer kwijtraken.‘ zegt ze.




Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 5
In alinea 4 staat het signaalwoord 'dus'. Bij welk tekstverband hoort 'dus'? 

  • conclusie 







Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 6
In alinea 7 staat het signaalwoord 'hoewel. Bij welk tekstverband hoort 'hoewel'?

  • inperking


 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 7
In alinea 5 geeft de auteur enkele vergelijkbare argumenten. Leg uit of dit vooral feitelijke of niet-feitelijke uitspraken zijn.

Feitelijk want je kunt checken of het gemmideld CE-cijfer wel 6,2/6,3 is.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 8
Welke kritische vraag kun je stellen bij de vergelijking die de auteur in alinea 5 maakt tussen de examenresultaten van Nederlands en Engels?
> Wat is de vergelijking in alinea 5? 


Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 8
Welke kritische vraag kun je stellen bij de vergelijking die de auteur in alinea 5 maakt tussen de examenresultaten van Nederlands en Engels?
> Wat is de vergelijking in alinea 5? 


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 8
Welke kritische vraag kun je stellen bij de vergelijking die de auteur in alinea 5 maakt tussen de examenresultaten van Nederlands en Engels?
> Wat is de vergelijking in alinea 5? 
> Een vergelijking tussen de examens Nederlands en Engels.

Bijvoorbeeld:
  • Hebben we moelijker programma van leren voor Nederlands dan op Engels?

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 9
In alinea 7 wordt verwezen naar een artikel van een docent op Neerlandistiek.nl. Waarom doet de auteur dit?

  • Omdat de autuer geen reden naar ons te geloven die zij belangof betrouwbaar zijn, en als zij een persoon die heeft zijn hele of het meestal van zijn leven heeft geweerkt met deze onderwerp en heeft hetzelfde mening over die onderwerp, dan kunnen zij meer belang en betrouwbaar punten met ons te krijgen. 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 10
Is deze bron betrouwbaar of niet? Leg je keuze uit. Verwijs in je uitleg naar de soort bron

Voorbeeld foutief antwoord:
Deze bron is niet betrouwbaar.  = geen uitleg en niet naar de bron verwezen.
De bron =
 schrijver + medium van publicatie = 
Klaas, Scholieren.com, 15 mei 2024

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 10
Is deze bron betrouwbaar of niet? Leg je keuze uit. Verwijs in je uitleg naar de soort bron


  • Antwoordmodel: 
  • niet-betrouwbaar: De bron is scholieren.com. Dat is een medium waarop kinderen en volwassenen zelf teksten kunnen plaatsen. Deze teksten worden niet gecontroleerd of gefactcheckt, voordat ze op het medium verschijnen (1p). Alleen een punt bij juiste uitleg.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 11
Jij schrijft een reactie op deze tekst. Je wilt juist het belang van een goede Nederlandse taalbeheersing verdedigen. 

Je standpunt is daarom: Het is belangrijk dat de taalaftrek bij het examen Nederlands blijft bestaan.
Bedenk twee argumenten bij dit standpunt.





Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 11
Voorbeeld antwoord:
  • De taalaftrek op het examen Nederlands moet blijven [standpunt], want het is belangrijk dat leerlingen foutloos leren schrijven en spellen, zodat ze hun eindexamen netjes afronden. [argument 1] Daarnaast worden leerlingen volwassen en het is belangrijk dat ze in hun vervolgopleiding of tijdens hun latere werk ook weten hoe ze foutloos kunnen schrijven. [argument 2]
  • Taalpunt: signaalwoorden gebruikt, hoofdletter en punt. 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies