Le lundi 23 janvier (H3c-s04)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

BONJOUR H3C et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

Enkele afspraken..

- Met een goed humeur naar de les komen.

- Aardig zijn tegen elkaar.

- Actief en serieus meedoen in de les.

- Altijd je spullen bij je hebben: Opgeladen Chromebook, boek en oortjes.

- Huiswerk maken in je werkboek, leren is ook huiswerk.

- Huiswerk in je agenda schrijven, kan je ook terugvinden op de planner en einde van de lessonups.

Doelen van de les: 

- Ik heb afgelopen half jaar afgesloten en ben met een schone lei begonnen.

- Ik heb geoefend met de woorden van app 1 en 2.

- Ik heb het ww devoir herhaald en geoefend.

Hoe vond je het afgelopen jaar gaan bij Frans? Noem 1 plus punt en 1 min punt.

Vertaal: glisser

1. vallen
2. opstaan
3. gillen
4. glijden

Vertaal: la déception

1. de teleurstelling
2. de val
3. de hoogte
4. de veiligheid

Vertaal: vite

1. acht
2. snel
3. springen
4. langzaam

Vertaal: exceptionnel

1. gevaarlijk
2. bang zijn
3. uitzonderlijk
4. de kick

Vertaal: puissant

1. sterk
2. zwak
3. gevaarlijk
4. leuk

Vertaal: le vent

1. de zon
2. de wind
3. de rots
4. de bodem

Vertaal: prévenir

1. verdelen
2. waarschuwen
3. opstijgen
4. uitdagen

Vertaal: de uitdaging

Vertaal: vliegen

Maintenant le verbe: devoir 

kunnen

moeten

willen

vouloir 

pouvoir

devoir

ik moest

jij zult moeten

zij heeft (ge)moeten

jullie moeten

u zult moeten

elle a dû

je devais

vous devrez

tu devras

vous devez

Devoir (présent, passé composé, imparfait, futur)

Jij hebt gemoeten

Zij moesten

Hij zal moeten

Zij moet

Jullie moeten/ U moet

zij zal moeten

Men moet/ Wij moeten

Wij moeten

Ik moet

Je dois

Nous devons

elle devra

Ils devaient

Elle doit

il devra

On doit

Vous devez

Tu as dû

Devoir

Vorm van devoir + hele ww

   Par exemple:​

Tu dois faire des exercices! – Je moet oefeningen doen!​

Il devait aller au docteur! - Hij moest naar de dokter gaan!

Il FAUT

Il faut

il faut + heel werkwoord ​

​

     Par exemple:​

il faut faire des exercices! – je moet oefeningen doen!​

il faut aller au docteur! - jullie moeten naar de dokter gaan!

Vertaal:
Tu dois écouter.

Vertaal:
Il faut écouter.

Et maintenant

- Faire exercices grammaire 1: 8A tot met 8E 

- Apprendre 4

Les devoirs

Faire (maken)	- finir grammaire 1
Apprendre (leren):	- apprendre 4
Ammener (meenemen)	- opgeladen chromebook, boek en oortjes!