bs 5 Neurale regulatie

Bs 5: neurale regulatie

Bij een zenuwcel in rust heeft het cytoplasma een negatieve elektrische lading ten opzichte van de buitenkant van de cel.
Het verschil is +- 70 milivolt.

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Bs 5: neurale regulatie

Bij een zenuwcel in rust heeft het cytoplasma een negatieve elektrische lading ten opzichte van de buitenkant van de cel.
Het verschil is +- 70 milivolt.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt, dus de stroom over een zenuwcel (neuron)

  • Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt, dus van een zenuwcel over de synaps naar een andere zenuwcel. 

Slide 2 - Tekstslide

Sleep ieder onderdeel naar de juiste plek.
Axon
Dendriet
Cellichaam
Synaps
Myelineschede

Slide 3 - Sleepvraag

Hoe wordt een impuls doorgegeven tussen twee zenuwcellen?
A
Via hormonen die binden aan receptoren
B
Via een elektrisch signaal
C
Via neurotransmitters die binden aan receptoren
D
Via eiwitten op de celmembraan

Slide 4 - Quizvraag

Begrippen B5. - Binas 88 D-G
- Impulsgeleiding                                                                 - Sprongsgewijze impulsgeleiding
- Rustpotentiaal                                                                    - Impulsoverdracht
- Ionenpomp/Ion-kanaal                                                   - Neurotransmitter
- Drempelwaarde
- Actiefase                                              
- Herstelfase
- Alles-of-niets principe
- Prikkeldrempel
- Impulssterkte
- Impulsfrequentie

Slide 5 - Tekstslide

Ionen
Verschil in lading komt door ionen.
Een ion is een een deeltje met een positieve of negatieve lading.

Slide 6 - Tekstslide

Impulsgeleiding
Vindt plaats door ion-kanalen:
  1. Natrium-kanaal 
  2. Kalium-kanaal
  3. Natrium-kalium pomp

Slide 7 - Tekstslide

Rustpotentiaal
  • Potentiaal = elektrische lading die staat op het membraan 
  • De lading komt tot stand door de verdeling van ionen binnen en buiten de cel 
  • Binnenin de cel bevinden zich minder ionen met een positieve lading en zijn er ook nog ionen met een negatieve lading
  • De rustpotentiaal is daarom negatief -> -70 milliVolt (mV)

Slide 8 - Tekstslide

Ontstaan impuls
In zintuigcellen  kan een impuls ontstaan doordat de prikkel ervoor zorgt dat natriumkanaaltjes open gaan. 
 

Slide 9 - Tekstslide

Ontstaan impuls
Dit gebeurt alleen als de prikkel sterk genoeg is, er moeten namelijk meerdere natriumkanaaltjes open gaan voordat de prikkeldrempel is bereikt.
Het impuls ontstaat namelijk als het verschil in lading van -70 naar -50 milivolt gaat, over de drempelwaarde.

Als dit gebeurd gaan hierdoor
alle omliggende natriumkanaaltjes open.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Aantal begrippen
Drempelwaarde: Wanneer de elektrische lading afneemt (tot ong -50 mV) ontstaat een impuls. Alles of niets principe.
Actiefase: celmembraam heeft een positieve lading
Herstelfase: geen impulsen, binnenkant celmembraan wordt weer negatief.
Impulsfrequentie: aantal impulsen per tijdseenheid.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Myelineschede
sprongsgewijze impulsgeleiding
50X sneller dan zonder myelineschede

Slide 14 - Tekstslide

Impulsfrequentie
  • Je lichaam vertaalt prikkels naar impulsen. Hoe sterker de prikkel is, hoe meer impulsen er per seconde worden gegenereerd (hogere impulsfrequentie)

  • Bijvoorbeeld: 
       - hard geluid = veel impulsen per seconde
        - zacht geluid = weinig impulsen/sec.  

Komt door alles-of-niets-principe

Slide 15 - Tekstslide

Maken Basisstof 5.5
36-40

Slide 16 - Tekstslide

Korte herhaling impulsgeleiding! 

Slide 17 - Tekstslide

Hoe noemen we 1 & 5 (-70mV)?
A
Beginwaarde
B
Elektrische rust
C
Rustpotentiaal
D
Actiefase

Slide 18 - Quizvraag

Wat gebeurt er in de actiefase (2) als een
impuls wordt doorgegeven?

Hint spiek in Binas 88F!
A
Na+ / K+ pomp gaat werken
B
Na+ kanaal gaat open
C
K+ kanaal gaat open
D
Beide kanalen gaan open

Slide 19 - Quizvraag

Hiernaast zie je activiteit van gehoorzenuw

Wat gebeurt er als je in plaats van een
zacht geluid een hard geluid hoort?
A
Frequentie wordt sneller
B
Frequentie wordt trager
C
De golf (amplitude) wordt hoger
D
De golf (amplitude) wordt breder

Slide 20 - Quizvraag

Waardoor gaat het
actiepotentiaal zich als een
'wave' over het zenuwmembraan?

Slide 21 - Open vraag

Ontstaan impuls
Dit gebeurt alleen als de prikkel sterk genoeg is, er moeten namelijk meerdere natriumkanaaltjes open gaan voordat de prikkeldrempel is bereikt.
Het impuls ontstaat namelijk als het verschil in lading van -70 naar -50 milivolt gaat, over de drempelwaarde.

Als dit gebeurd gaan hierdoor
alle omliggende natriumkanaaltjes open.

Slide 22 - Tekstslide

Neurotransmitter in synaps en impulsoverdracht

Slide 23 - Tekstslide

Neurotransmitters en impulsoverdracht Binas 88D-G
  • Impulsen worden tussen zenuwcellen overgegeven door neurotransmitters
  • Neurotransmitters binden aan receptoren
  • Deze receptoren zijn ion-kanalen voor Na+ die open gaan, zodra een neurotransmitter eraan bindt
  • Het opengaan van deze receptor ion-kanalen zorgt ervoor dat er een verandering optreedt in elektrische lading
  • Verandert de elektrische lading naar boven de drempel-waarde  dan wordt de impuls doorgegeven
  • Als de neurotransmitter los laat/afgebroken wordt door enzymen, gaan de ion-kanalen weer dicht

Slide 24 - Tekstslide

Neurotransmitters
  • Stoffen die de werking van het zenuwstelsel beïnvloeden
  • Meer dan 50 verschillende stoffen 
  • Vooral in de hersenen veel verschillende
  • Kunnen stimulerend of juist remmend werken op de impulsgeleiding of impulsoverdracht

Slide 25 - Tekstslide

Geneesmiddelen en genotmiddelen
Mechanismen:
  • meer of minder afgifte neurotransmitters
  • neurotransmitters blijven langer of juist korter in synapsspleet doordat ze niet/minder snel of respectievelijk sneller worden afgebroken
  • imitatie neurotransmitter
  • blokkade van receptor
  • stimuleren van receptor 

Slide 26 - Tekstslide

Voorbeelden
Alcohol: 
- Waarnemingsvermogen en reactievermogen wordt aanzienlijk minder.
- Sensorische en motorische impulsgeleiding wordt geremd (inhiberend)
- Impulsoverdracht in bepaalde synapsen in de hersenen vermindert.

Morfine, heroïne (pijnstillers):
- Verhindert de impulsoverdracht in bepaalde synapsen.
- Impulsen die in de hersenen pijngewaarwording veroorzaken kunnen niet ontstaan.

Nicotine:
- Stimuleert de impulsoverdracht in bepaalde synapsen (exciterend)

Slide 27 - Tekstslide

Ritalin bij ADHD

Slide 28 - Tekstslide

Maken
36-42

Slide 29 - Tekstslide

Hoe we kunnen leren welke neuronen wat doen, en daar gebruik van kunnen maken...      (NeuraLink v. Elon Musk)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link