oefenen PWW 1

oefenen PWW 1
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

oefenen PWW 1

Slide 1 - Tekstslide

1) Wat zijn secundaire behoeften?

Slide 2 - Tekstslide

2) Wat is een gebruiksgoed en een voorbeeld

Slide 3 - Tekstslide

3) Welke zijn de marketingmixinstrumenten?

Slide 4 - Tekstslide

4) Een bakker verkoopt 100 taarten per maand voor €10 per stuk. Hij verbetert de taarten en verlaagt de prijs naar €9 per stuk. Hierdoor verkoopt hij 120 taarten per maand. De kosten stijgen met €50 per maand. Bereken of de winst van de bakker stijgt. Laat je berekening zien.

Slide 5 - Tekstslide

5) Zoek uit welke fiets ik zou kiezen als ik minimaal 30 km er mee wil fietsen en het testresultaat moet boven de 6,5 zijn.

Slide 6 - Tekstslide

6) Lisa koopt online een paar schoenen. In de advertentie staat dat de schoenen waterdicht zijn. Wanneer ze de schoenen draagt in de regen, blijken ze toch nat te worden. Lisa dient een klacht in bij de webshop en vraagt om een deel van haar geld terug. De webshop vindt de klacht overdreven en wil niets terugbetalen. Wat kunnen Lisa en de webshop het beste doen om dit probleem op te lossen? Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Tekstslide

7) Je weet wanneer de aanbod naar rechts of links schuift.

Slide 8 - Tekstslide

8) Welke zijn de functies van geld?
Wat houden de functies in?

Slide 9 - Tekstslide

9) Stel ik mag €2000 rood staan en de volgende transacties worden gedaan. Hoeveel kan ik dan nog opnemen?
  • beginsaldo € 359 debet
  • betaling huur € 625
  • ontvangen loon € 410

Slide 10 - Tekstslide

10) aandelen
Chris heeft begin dit jaar 70 aandelen gekocht. Hij betaalde hier in totaal €2800 voor. In juli ontvangt Chris €0,95 dividend per aandeel. Aan het einde van het jaar verkoopt Chris zijn aandelen voor €41,25 per stuk. Bereken de winst of het verlies voor Chris.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is directe en indirecte ruil?

Slide 12 - Tekstslide

11) Wat is chartaal en giraal geld

Slide 13 - Tekstslide

12) Uitrekenen kredietkosten
Kaatje wil een persoonlijke lening afsluiten in 3 jaar . Ze wil hier maximaal €375 aan uitgeven per maand. 
a) Bepaal hoeveel Kaatje kan lenen.
b) Hoeveel rente moet ze dan over deze lening in totaal betalen?
c) Druk de betaalde rente uit in een percentage van het geleende bedrag.

Slide 14 - Tekstslide

13) Wie zijn vragen en aanbieders van geld?

Slide 15 - Tekstslide

Verschillende kenmerken 
  • aandelen
  • obligaties 

Slide 16 - Tekstslide

14) kenmerken 
  • doorlopend krediet
  • persoonlijke lening

Slide 17 - Tekstslide

15) verschil
huurkoop
leasing

Slide 18 - Tekstslide

17) samengestelde rente en enkelvoudige rente
Bereken het eindbedrag:
€7000
rente 1,4%
7 jaar

Slide 19 - Tekstslide

18) indexcijfer berekenen
2005      15.000 stuks
2006       21.000 stuks
2007        23.000 stuks
vraag: bereken voor 2005 het indexcijfer met 2006 als basisjaar.

Slide 20 - Tekstslide

19) procentueel verschil
Fles shampoo kost bij AH € 2,99. Bij Kruidvat kost zo'n fles € 1,75. Hoeveel procent is de fles bij Kruidvat goedkoper dan bij AH?

Slide 21 - Tekstslide