M3 past simple present perfect bijv. nw. + bijw.

Recap: grammar 2nd test
Present perfect - past simple
Adjectives - Adverbs

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Recap: grammar 2nd test
Present perfect - past simple
Adjectives - Adverbs

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overleg met de buurman/buurvrouw + één van jullie typt het hier:
1. hoe vorm je de past simple?
2. wanneer gebruik je de past simple?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Overleg met de buurman/buurvrouw + één van jullie typt het hier:
1. hoe vorm je de present perfect?
2. wanneer gebruik je de present perfect?
3. wat was HET ezelsbruggetje om de signaalwoorden te onthouden?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Past simple
Present perfect
since
just
already
ever
not yet
for 5 years
never
this morning
in 2016
the other day
last week
yesterday

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past simple
Present perfect
I have lived in Apeldoorn since June
They have hated wine their entire life
She has loved English class so far
I passed my exams in 2016
I saw her at school the other day
He played soccer yesterday

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Summary 
Past Simple (Verb+ed OR Second row)
I saw her at school the other day
I passed my exams in 2016
He played soccer yesterday

Present Perfect (Have/Has + Verb+ed OR third row)
I have lived in Apeldoorn since June
She has loved English class so far
They have hated wine their entire life

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

past simple or present perfect?
Mary won the lottery last year.
A
past simple
B
present perfect

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I have known him all my life.
A
past simple
B
Present perfect

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Last night I
(lose) my keys
A
lost
B
have lost

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Amy
(live) in Portugal when she was young.
A
lived
B
has lived

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Unfortunately, I ________ (visit - never) my grandmother.
A
never visited
B
have never visited

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I (live) in Utrecht for 8 years.
A
lived
B
have lived

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I
(read) six books this week.
A
have read
B
read

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I
(never/go) to Vienna.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

My grandfather
(have) five sisters.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

He
(live) in Manila for a year when he was a student.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I
(never taste) champagne.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I
(not/drink - verkort) any coffee yesterday.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

How long
(you/know) Susie for?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

She
(come) to London in 1997.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives - adverbs

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Almost the same, but not exactly...
1) We listened to the horrible song.
2) Something went horribly wrong...
3) I have a fantastic taste in music.
4) My favourite artists sing fantastically.
5) I think Drake is a good rapper.
6) He performs his songs well.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We listened to the horrible song.
Waar zegt horrible iets over?
Sleep de pijl naar het juiste woord.
We listened to the horrible song.

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Something went horribly wrong.
Waar zegt horribly iets over?
Sleep de pijl naar het juiste woord.
Something went horribly wrong

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beyonce sings fantastically.
Waar zegt fantastically iets over?
Sleep de pijl naar het juiste woord.
Beyonce sings fantastically.

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

I have a fantastic taste in music. 
Waar zegt fantastic iets over?
Sleep de pijl naar het juiste woord.
I have a fantastic taste in music.

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives (bijvoeglijk naamwoorden)
Zeggen iets over:
een persoon / dier / ding
(een zelfstandig naamwoord)

                                                    The ugly onesie

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adverbs (bijwoorden)
Zeggen iets over:
- werkwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- ander bijwoord

                                                   

Slide 28 - Tekstslide

wat kun je allemaal over de lege school zeggen?
- the teacher works silently
- the classroom is extremely silent
- the students work actively
- the students work very actively
The teacher works silently.
Waarover zegt het onderstreepte woord iets?

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

The teacher works silently.
silently zegt iets over works
works is een werkwoord

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The classroom is extremely silent
Waarover zegt het onderstreepte woord iets?

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

The classroom is extremely silent.
extremely zegt iets over silent
silent zegt iets over the classroom

silent = bijvoeglijk naamwoord
z.n. (ding)
bijw. (hoe)
bijv. nw. 
(wat voor ding)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The students work incredibly hard.
Waarover zegt het onderstreepte woord iets?

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

The students work incredibly hard.
incredibly zegt iets over hard
hard zegt iets over work

hard = bijwoord


ww.

bijw.
(hoe)
bijw.
(hoe)

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exception: good -> well
And some stay the same:

early
left
right
fast
late
hard
fine

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Something to remember:
Er kan GEEN bijwoord na 
- werkwoorden die te maken hebben met de zintuigen
(hear - feel - look - smell - taste - seem)
- het werkwoord 'be'

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The reacted very ......... (angry).

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

It was a ............ (difficult) question.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

It's an ................. (extreme) clever boy.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

You look .................. (awful) white. Are you OK?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm feeling ........... (awful) today, I think I'm going home.

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe goed snap je adjectives/adverbs?
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kom nog een keer oefenen in het ondersteuningsuur
A
Ja zeker! Ik maak straks een afspraak
B
Ja, maar ik maak nog geen afspraak
C
Misschien, ik denk er nog over na
D
Nee, niet nodig

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies