Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1,2
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Verbruik
Website week 6
IJburg College
Slide 1 - Tekstslide
Dit is een voorbeeld van een...
A
Parallelschakeling
B
Serieschakeling
C
Gemengde schakeling
D
Halfschakeling
Slide 2 - Quizvraag
Wat weet je nog van vorige week?
Slide 3 - Woordweb
Leerdoelen
- Je kunt uitleggen wat vermogen is.
- Je kunt rekenen met de formules
E=P⋅t
P=U⋅I
Slide 4 - Tekstslide
Vermogen
Alle apparaten die aangesloten zijn op een stroombron, verbruiken dus energie. Dit verbruik meten wij in Watt. (eenheid!)
(Een gloeilamp met een vermogen van 60 watt gebruikt een hoeveelheid energie van 60 joule per seconde.)
Slide 5 - Tekstslide
1000 W = ...
(1 woord, schrijf dit aan elkaar!)
Slide 6 - Open vraag
De totale energie die een apparaat verbruikt, wordt beïnvloedt door twee factoren. De hoeveel energie het apparaat gebruikt en ..........
Slide 7 - Open vraag
Energieverbruik
Energiebedrijven maken energie. Dit kost geld om te maken. Thuis betalen we allemaal voor ons 'verbruik'.
Hoeveel Watt iets per uur verbruikt, is belangrijk om te berekenen hoeveel geld een apparaat je kost.
Slide 8 - Tekstslide
Energieverbruik
De droger op het plaatje links verbruikt 3000 W. Dit moeten we omrekenen naar Kilowattuur. (kWh)
3000 W x 1 uur = 3000 Wh 3000 Wh = 3 kWh
Slide 9 - Tekstslide
Energieverbruik
Of in een formule: E = P x t (Elektrisch verbruik=vermogen x tijd)
Als de gloeilamp 3 uur lang aanstaat; 75 Watt x 3 uur = 225 Wh 225 Wh = 0,225 kWh
Slide 10 - Tekstslide
Moeilijke vraag!
Vincent is zijn les aan het voorbereiden. Dit kost hem 1,5 uur op zijn laptop.
Hoeveel kWh kost het hem aan stroom?
Slide 11 - Tekstslide
Hoeveel kWh kost het Vincent aan stroom? (x,xx - spatie - eenheid!)
Slide 12 - Open vraag
Formule voor vermogen
Ook het vermogen kunnen we uitrekenen met een formule:
(Vermogen = Spanning * Stroomsterkte)
Deze lamp op het plaatje heeft een spanning van 6V, en een stroom van 400 mA.
400 mA = 0,4 A 6 * 0,4 = ... W
P=U⋅I
2,4!
Slide 13 - Tekstslide
6 * 0,4 = ...
(x,x - spatie - eenheid)
Slide 14 - Open vraag
Een ander lampje heeft een spanning van 10 V en een stroomsterkte van 6 A. Wat is het vermogen?
Slide 15 - Open vraag
Verbruik meten we in...
A
Volt
B
Joule
C
Watt
D
Ampere
Slide 16 - Quizvraag
Je gaat een wasmachine kopen. Bij de winkel staan er twee, eentje van 2000 W en eentje van 3000 W.
Welke is zuiniger in verbruik?
A
2000 W
B
3000 W
C
Beide zijn even zuinig
Slide 17 - Quizvraag
Vincent's ouderwetse digitale wekker verbruikt 3W. Hij is diep in slaap en wordt pas 2 uur na de wekker wakker. Hoeveel energie heeft de wekker in die tijd verbruikt? (x,xx - spatie - eenheid)
Slide 18 - Open vraag
Moeilijke vraag! Vincent is tijdens het voorbereiden van deze les ook Netflix aan het kijken. Daarom duurt het 1,5 uur. De laptop verbruikt dus 100 W, de TV verbruikt ook 100 W. Wat kost het Vincent in totaal aan energie? (x,xx - spatie - eenheid)
Slide 19 - Open vraag
Huiswerk en de rest van de les:
- Nu kun je het huiswerk van vorige week nakijken.
- Daarna kun je verder met Theorie week 6. Dit is je huiswerk.