M4 T2 L5 De prijs per KWh is best duur: let op je verbruik!

M4 T2 L6 De prijs per KWh is best duur: let op je verbruik!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeSecundair onderwijs

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

M4 T2 L6 De prijs per KWh is best duur: let op je verbruik!

Slide 1 - Tekstslide

Welke datum is het volgens de app?

Slide 2 - Open vraag

Hoeveel energie brengen zonnepanelen op op dit moment?

Slide 3 - Open vraag

Hoeveel energie brachten zonnepanelen op dit jaar?

Slide 4 - Open vraag

Op welke 2 dagen brachten de zonnepanelen het minst op?

Slide 5 - Open vraag

Bekijk het vermogen van deze toestellen. Welk toestel verbruikt het meest?

Slide 6 - Open vraag

Vermogen 
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, 
noem je het vermogen.



De eenheid van vermogen is watt (W). 

Slide 7 - Tekstslide

Vermogen - typeplaatje
Een boormachine van 300 watt zal niet zo makkelijk een gat boren als een boormachine van 800 watt. 

Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer.

Meer vermogen = meer gebruik van elektrische energie. 

Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.

Slide 8 - Tekstslide

Energielabel
Als je een elektrisch apparaat koopt zit er altijd een energielabel op met gegevens over onder andere het energiegebruik
.

Slide 9 - Tekstslide

Vermogen berekenen

Slide 10 - Tekstslide

Om vermogen om te zetten naar kilowatt moeten we het vermogen delen door 1000.
Wat is het vermogen van deze stofzuiger?
Druk uit in Kw

Slide 11 - Open vraag

kilowattuur (kWh)
Om kWh te bereken, moeten we de kilowatt vermenigvuldigen met het aantal uur dat je het toestel gebruikt. 



Slide 12 - Tekstslide

kwh

Slide 13 - Tekstslide

Een wasmachine van 1000W
staat 1uur en 30min aan.
Bereken het energieverbruik in kWh.
A
1000 : 1,5 = 666,7 kWh
B
1000 x 1,5 = 1500 kWh
C
1 x 1,5 = 1,5 kWh
D
1 x 1.30 = 1,3 kWh

Slide 14 - Quizvraag

wat is kilowattuur
A
je elektrische auto oplader
B
een stopcontact
C
is je stroom verbruik van je apparaat
D
het is elektriciteit

Slide 15 - Quizvraag

De kilowattuur is een eenheid van
A
stroom
B
energie
C
vermogen
D
spanning

Slide 16 - Quizvraag

De afkorting van kilowattuur is
A
kWH
B
Kwh
C
kWh
D
KwH

Slide 17 - Quizvraag

Kilowattuur is een eenheid van energie. Hoe bereken je deze?
A
energie in W x tijd in s
B
energie in J / 3,6 miljoen
C
aantal V x aantal A
D
energie in kW x tijd in uren

Slide 18 - Quizvraag

Bereken de energie die gebruikt wordt in kilowattuur als de tijd 20 uur is en het vermogen 0,245 kW.
A
0,49 kWh
B
4,9 kWh
C
49 kWh
D
490 kWh

Slide 19 - Quizvraag

Een gloeilamp met een vermogen van 40 W staat 30 min aan.
Bereken de hoeveelheid elektrische energie in kWh.
A
1200 kWh
B
20 kWh
C
1,2 kWh
D
0,02 kWh

Slide 20 - Quizvraag

Ons vermogen heeft een prijskaartje
vermogen x prijs = onze energiefactuur 

Slide 21 - Tekstslide

Een koelkast verbruikt per dag 0.8 kWh.
Wat kost het om deze koelkast een heel jaar aan te laten staan.
1 kWh kost €0.75.
A
Kosten = 0.8kWh x €0.75 = 0,6€
B
Kosten = 0.8kWh x €0.75 = 0,6€ en €0.60 x 365 = €219
C
Kosten = 0.8kWh / €0.75 = €1
D
Kosten = 0.8kWh / €0.75 = €1 €1x 365 = €365

Slide 22 - Quizvraag

werkschrift p 28 - 31 
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide