Woordenlijst blz. 58

anoniem
A
met naam
B
veel namen
C
zonder je naam
D
achternaam
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

anoniem
A
met naam
B
veel namen
C
zonder je naam
D
achternaam

Slide 1 - Quizvraag

allebei
A
met een groep
B
met z'n 3 en
C
met z'n 4 en
D
met z'n 2 en

Slide 2 - Quizvraag

brutaal
A
veel respect hebben voor de docent
B
lachen tegen de buschauffeur
C
slechte woorden zeggen tegen je docent
D
lieve woorden zeggen tegen je buurvrouw

Slide 3 - Quizvraag

dom
A
iets doen wat verstandig is
B
iets doen wat niet verstandig is
C
niet uit lachen
D
lachen

Slide 4 - Quizvraag

eenvoudig
A
iets niet kunnen
B
iets kunnen
C
praten over een ander
D
iets makkelijk kunnen

Slide 5 - Quizvraag

emotioneel
A
je gevoel is weg
B
je gevoel is sterk
C

Slide 6 - Quizvraag

eerder
A
Dat je vroeger gaat beginnen.
B
Niet 2 uur, maar 4 uur.
C
Het begint niet nu, maar over 2 uur.
D
Het gaat niet door!

Slide 7 - Quizvraag

welke zin hoort bij:
ernstig
A
hij lacht veel.
B
hij maakt nu geen grapjes.
C
hij huilt vandaag veel
D
hij maakt vandaag grapjes.

Slide 8 - Quizvraag

nieuwsgierig
A
alles weten
B
alles vragen
C
alles invullen
D
alles opschrijven

Slide 9 - Quizvraag

tegenstelling van
LOS
A
dicht
B
vast
C
open
D
traag

Slide 10 - Quizvraag

langs
A
ergens in lopen
B
ergens voorbij lopen
C
ergens nergens lopen
D
ergens niet lopen

Slide 11 - Quizvraag

pas
A
korte tijd terug
B
lang tijd terug
C
100 jaar voorbij
D
50 jaar terug

Slide 12 - Quizvraag

plotseling
A
Ik verwachtte hem niet.
B
Ik verwachtte hem.
C
D

Slide 13 - Quizvraag

tegenover
A
achterkant
B
binnenkant
C
buitenkant
D
andere kant

Slide 14 - Quizvraag

tegenstelling :
vast
A
strak
B
los
C
zijde
D
voor

Slide 15 - Quizvraag

tegenstelling:
verschillend
A
gelijk
B
anderen
C
hetzelfde
D
niet hetzelfde

Slide 16 - Quizvraag

verstandig
A
leren
B
niet nadenken
C
goed nadenken
D
rusten

Slide 17 - Quizvraag

vervelend
A
voelt leuk
B
maakt je blij
C
maakt soms blij
D
voelt niet leuk

Slide 18 - Quizvraag

verdrietig
A
ergens blij mee zijn
B
is soms niet leuk
C
ergens niet blij mee zijn
D
is iets leuk vinden

Slide 19 - Quizvraag

tegenstelling :
zwak
A
niet sterk
B
sterk
C

Slide 20 - Quizvraag