1A1 woens 8/9 H1 lezen bespreken en afronden + fictie

Welkom!
Nodig deze les: leesboek + boek + schrift
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nodig deze les: leesboek + boek + schrift

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tien minuten lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boekpromotie 
'Ondanks de grote, heftige gebeurtenissen blijft het integer, klein, persoonlijk. Je ervaart Freddies twijfels, gaat mee in haar gedachten, groeit met haar op en huilt met haar mee. Een verhaal dat je bij blijft, dat je niet meer vergeet.'


Bron: 
BibliophileSan, op: Hebban.nl

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning & lesdoel
Planning:
1. Opening en 10 minuten lezen 
2. Huiswerk bespreken 
3. H1 lezen opdracht 4 klassikaal starten, daarna zelfstandig 
4. Nakijken ~10 min
5. 5 minuutjes pauze 
6. Debatles 

Lesdoel: Je kan oriënterend lezen + je hebt kennisgemaakt met debateren. 


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk bespreken

Slide 5 - Tekstslide

App gebruiken om namen te kiezen!
Opdracht 4 begrijpend lezen
WAT
Opdracht H1 opdr 4 
HOE
Klassikaal starten, daarna alleen/tweetallen
HOE LANG
15/20 min
KLAAR
Lezen in je leesboek / ander vak
RESULTAAT
We bespreken dit als iedereen klaar is

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korte pauze


5 minuten 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

fictie = verzonnen verhalen. Dus niet echt gebeurd. 
non-fictie = teksten over de werkelijkheid. Over echte mensen en echte gebeurtenissen. Non-fictie is dus niet verzonnen. 
hoofdpersoon = de persoon over wie het verhaal gaat. Je leest wat hij/zij denkt en voelt. 
inleven = je stelt je voor hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand zich voelt. 
Debatgroep

Slide 9 - Tekstslide

fictie = verzonnen verhalen. Dus niet echt gebeurd. 
non-fictie = teksten over de werkelijkheid. Over echte mensen en echte gebeurtenissen. Non-fictie is dus niet verzonnen. 
hoofdpersoon = de persoon over wie het verhaal gaat. Je leest wat hij/zij denkt en voelt. 
inleven = je stelt je voor hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand zich voelt. 
Oefening: zak met geld
Er is goed nieuws: het publiek wil een zak met geld weggeven! Er is echter wel een maar: de zak met geld wordt gegeven aan slechts één persoon. De rest gaat dus met helemaal niks naar huis!

Opdracht: schrijf een pitch van 1 minuut waarom jij de zak met geld moet krijgen. Je mag alles uit de kast halen, als het maar overtuigend is en geloofwaardig. 

Slide 10 - Tekstslide


inleven = je stelt je voor hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand zich voelt. 
Oefening: zak met geld
Klaar? 5 leerlingen komen naar voren. 

Het publiek geeft het geld weg, dus zij mag beslissen wie het geld krijgt. Iedere leerling (van het groepje van 5) houdt een pitch van 1 minuut waarom hij/zij het geld zou mogen houden. 

Daarna stemt het publiek door op een blaadje één naam op te schrijven. Zij laten om en om het blaadje zien. De score wordt op de het bord bijgehouden, 

Slide 11 - Tekstslide


inleven = je stelt je voor hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand zich voelt. 
Als na de eerste ronde geen van de potentiële miljonairs een meerderheid achter zich heeft gekregen, komt er een tweede ronde, waarbij degene met de minste stemmen afvalt. Eventueel kan er ook een derde en vierde ronde plaats vinden. Net zolang tot er een winnaar is….

Slide 12 - Tekstslide

Als afronding besteed je kort aandacht aan het waarom: vraag één of twee leerlingen waarom ze op de winnaar hebben gestemd en waarom niet op de andere kandidaten. Hebben ze tips voor hem/haar. Etc. etc. Dit kun je zo lang en kort maken als je zelf wilt. 
Afsluiting: Exit ticket 
Pak je telefoon en ga weer rustig zitten
-> Eerst rij 1, daarna rij 2 en daarna rij 3. 

Scan de code op het scherm met je telefoon en beantwoord de vragen. 




Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fictie A (blz. 204)
Opdracht:
1. Pak je schrift en noteer bovenaan FICTIE A blz. 204 
2. Schrijf de volgende begrippen op: 
- fictie = 
- non-fictie = 
- hoofdpersoon = 
- inleven = 

Slide 14 - Tekstslide

fictie = verzonnen verhalen. Dus niet echt gebeurd. 
non-fictie = teksten over de werkelijkheid. Over echte mensen en echte gebeurtenissen. Non-fictie is dus niet verzonnen. 
hoofdpersoon = de persoon over wie het verhaal gaat. Je leest wat hij/zij denkt en voelt. 
inleven = je stelt je voor hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand zich voelt. 
Fictie A (blz. 204)

Slide 15 - Tekstslide

Lln laten voorlezen en daarna opdracht 1 klassikaal. Opdracht 2 in tweetallen. 

Daarna weer voorlezen en opdracht 3 laten maken. 
Creatief schrijven
  • Werk in tweetallen/drietallen
  • Jullie krijgen 1 blad en jullie moeten in 2 minuten een lopend verhaaltje schrijven met begin, middenstuk en slot. 
    Je schrijf om en om een zin op papier. 

    SUCCES!! 


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies