Maanden van het jaar

Les mois, les saisons et les jours
Aan het einde van de les ken ik de maanden van het jaar, de dagen van de week en de seizoenen in het Frans. 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les mois, les saisons et les jours
Aan het einde van de les ken ik de maanden van het jaar, de dagen van de week en de seizoenen in het Frans. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Schrijven
Schrift                                normaal                         formeel (netjes)
Woensdag 7 april 2021  -  mercredi 7 avril 2021  / mercredi, le avril 2021


Slide 5 - Tekstslide

Welk antwoord heeft de dagen van de week?
A
dimanche, lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi
B
avril, mai, juin, juillet, août, septembre, octobre
C
mauve, jaune, vert, bleu, rouge, rose, brun
D
savoir, faire, aller, avoir, être, pouvoir, vouloir

Slide 6 - Quizvraag

De eerste dag van de week in het Frans is
A
Mardi
B
lundi
C
mercredi
D
vendredi

Slide 7 - Quizvraag

De tweede dag van de week is:
A
Mardi
B
samedi
C
Mercredi
D
dimanche

Slide 8 - Quizvraag

Lees dit stukje tekst:
Welke dagen van de
week is dit museum
geopend?
A
van maandag t/m donderdag
B
van maandag t/m vrijdag
C
van dinsdag t/m zaterdag
D
van dinsdag t/m zondag

Slide 9 - Quizvraag

De dagen van de week in de goede volgorde
A
lundi, mardi, mercredi, vendredi, jeudi, samedi, dimanche
B
lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi, dimanche
C
mardi, lundi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi, dimanche
D
lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, dimanche, samedi

Slide 10 - Quizvraag


ik ken de 7 dagen van de week.
A
onvoldoende
B
voldoende
C
goed
D
uitmuntend

Slide 11 - Quizvraag

Entre l'été et l'hiver c'est........................
A
la saison
B
le printemps
C
les nuages
D
l'automne

Slide 12 - Quizvraag

C'est une saison où il fait très chaud. On met un bikini et on va à la plage
A
le printemps
B
l'automne
C
l'été
D
l'hiver

Slide 13 - Quizvraag

C’est une saison où les feuilles tombent des arbres. Il commence à faire froid et il pleut beaucoup.
A
le printemps
B
l'automne
C
l'été
D
l'hiver

Slide 14 - Quizvraag

Quelle est la saison maintenant?
A
l'hiver
B
l'été
C
le printemps
D
l'automne

Slide 15 - Quizvraag

C’est la saison des fleurs et des amoureux. Il y a des nuages et du soleil aussi.
A
le printemps
B
l'automne
C
l'été
D
l'hiver

Slide 16 - Quizvraag


ik ken de seizoenen in het Frans
A
onvoldoende
B
voldoende
C
goed
D
uitmuntend

Slide 17 - Quizvraag