M & A H 4 communicatie

Mens en activiteit
H4

Communicatie

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 16 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Mens en activiteit
H4

Communicatie

Slide 1 - Tekstslide

Doelstellingen H 4 Communicatie
Aan het eind van dit hoofdstuk weet je:
  • Wat communicatie is.
  • Wat verbale en non-verbale communicatie is.
  • Wat interne en externe ruis in communicatie betekent.
  • Hoe je omgaat met conflicten.
  • Wat je moet doen bij communicatie met blinde en dove mensen.

Slide 2 - Tekstslide

4

Slide 3 - Video

Is dit een echt gesprek?
A
Ja, want 2 mensen praten met elkaar
B
Nee, want ze praten langs elkaar heen

Slide 4 - Quizvraag

Is dit een echt gesprek?
A
Ja, want 2 mensen praten met elkaar
B
Nee, want ze praten langs elkaar heen

Slide 5 - Quizvraag

00:51
Wat gebeurt er nu in dit gesprek?
Heb je dit zelf wel eens meegemaakt?
Kun je een voorbeeld geven?

Slide 6 - Open vraag

01:14
Is dit een echt gesprek?
A
Ja, want 2 mensen praten met elkaar
B
Nee, want ze praten langs elkaar heen

Slide 7 - Quizvraag

02:22
In een goed gesprek is iedereen om de beurt aan het woord. Hoe weet je nou wanneer de 'beurt' aan de ander is om iets te zeggen?

Slide 8 - Open vraag

03:20
Spelregels van communiceren
Door de spelregels van communicatie te kennen en toe te passen, voer je betere gesprekken en begrijp je anderen beter. We noemen dat effectief communiceren.

Maar hoe doe je dat? 

Slide 9 - Tekstslide

2

Slide 10 - Video

Als je niet te snel conclusie voor de ander trekt, zijn de volgende afkortingen van toepassing
A
N.I.V.E.A. niet invullen voor een ander
B
L.S.D. luisteren, samenvatten, doorvragen
C
A.N.N.A. altijd navragen, niet aannemen
D
ze zijn alle 3 van toepassing

Slide 11 - Quizvraag

02:28
Hoe laat je met lichaamstaal zien dat je geïnteresseerd bent in de ander. Geef voorbeelden

Slide 12 - Open vraag

03:13
Als je niet te snel conclusie voor de ander trekt, zijn de volgende afkortingen van toepassing
A
N.I.V.E.A. niet invullen voor een ander
B
L.S.D. luisteren, samenvatten, doorvragen
C
A.N.N.A. altijd navragen, niet aannemen
D
ze zijn alle 3 van toepassing

Slide 13 - Quizvraag

Wat gebeurt er nu in dit gesprek?
Heb je dit zelf wel eens meegemaakt?
Kun je een voorbeeld geven?

Slide 14 - Open vraag

Wat gebeurt er nu in dit gesprek?
Heb je dit zelf wel eens meegemaakt?
Kun je een voorbeeld geven?

Slide 15 - Open vraag

Non-verbaal is?
A
Zonder taal te gebruiken, maar met je handen, oogcontact, beweging,
B
Je communicatie met taal. Je communiceert met woorden.

Slide 16 - Quizvraag

1

Slide 17 - Video

00:34
hoeveel procent van de communicatie is verbaal, hoeveel non-verbaal?
50%-50%
90% verbaal / 10% non-verbaal
10% verbaal / 90% non-verbaal

Slide 18 - Poll

Verbale communicatie 
Non-Verbale communicatie

Slide 19 - Sleepvraag

Hieronder staan zinnen uit een elektronisch zorgdossier van verschillende cliënten. Horen de zinnen bij verbale of bij non-verbale communicatie?
Verbaal
Non-verbaal
Mevrouw vraagt steeds: "Waar ben ik?''. l 
Meneer staart de hele middag uit het raam. 
Meneer heeft zijn vrouw gesproken aan de telefoon.
Meneer loopt voortdurend rond alsof hij iets zoekt.
Mevrouw maakt oogcontact als je haar aanraakt.

Slide 20 - Sleepvraag

Verbale en non-verbale communicatie

Verbale communicatie:
Gesproken woord
Geschreven woord
Non verbale communicatie:
Lichaamshouding
Gezichtsuitdrukking




Slide 21 - Tekstslide

Ruis

Interne ruis
  • Ruzie thuis
  • Je voelt je niet lekker
  • Je bent boos
  • Je bent zenuwachtig
Externe ruis
  • Geluid van een radio
  • Geluid van een vliegtuig
  • Mensen die om je heen zitten te praten
  • Weg werkzaamheden


Slide 22 - Tekstslide

Interne ruis; ontstaat door beperkingen van de zender of ontvanger
Externe ruis; het geluid van de boodschap komt niet goed door.
Slechte concentratie
Vermoeidheid
Langsrijdende trein
Slechte telefoonverbinding
Minder goede taalkennis

Slide 23 - Sleepvraag

Interne ruis
Externe ruis

Slide 24 - Sleepvraag

Sleep het blauwe vakje naar het goede rode vak
externe ruis
interne ruis
Floor hoort niet wat je zegt, want de muziek staat te luid.
Evelien hoort niet wat je zegt, want ze is afgeleid door haar telefoon.

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Video

Sleep de zin naar de juiste ruis
Interne ruis
Externe ruis
Iemand spreekt de taal onvoldoende
Er komt een trein langs
Een melding komt binnen tijdens het gesprek
Je bent emotioneel

Slide 27 - Sleepvraag

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Wat is GEEN manier van actief luisteren
A
Beetje naar de klant buigen
B
Knikken en hummen
C
Veel in je folder en op het scherm kijken
D
Vragen stellen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is 'actief luisteren'?
A
Rechtop zitten tijdens het luisteren.
B
Eerst goed luisteren en dan advies geven.
C
Luisteren zonder iets terug te zeggen.
D
Geconcentreerd luisteren en checken of je de ander goed begrijpt.

Slide 31 - Quizvraag

Luisteren

Actief luisteren betekent dat je bewust moeite doet de ander te horen en te begrijpen.
  • Aankijken
  • Knikken als je de ander begrijpt
  • Korte samenvatting geven
  • Vragen stellen
  • Ander uit laten praten


Slide 32 - Tekstslide

Als ik actief luister dan...
A
Kijk ik de ander aan
B
Doe ik twee dingen tegelijker tijd
C
Maak ik ondertussen notities
D
Luister ik alleen maar

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Wat past bij actief luisteren?
Wat hoort NIET bij actief luisteren? 
In je reactie verwoord je de behoefte van de ander.
Je hoort wat je denkt dat de ander wil zeggen.
In je reactie verwoord je het gevoel van de ander.
Je hoort hoe de ander iets zegt.

Slide 36 - Sleepvraag

Luisteren LSD- methode
Samenvatten
Doorvragen
knikken, hummen
aantekeningen maken
open houding (oogcontact, spiegelen)
"Ik heb gehoord wat je zei maar ik ben het niet met je eens. De reden is ...."
"Ik was me er niet van bewust dat mijn gedrag dit effect had. Ik stel het op prijs dat je me dit vertelt."
Is je niet helemaal duidelijk wat de ander bedoelt, vraag dan om een toelichting. Probeer de kritiek te begrijpen. Vraag door naar wat de ander precies bedoelt. Check of je de boodschap goed hebt begrepen door het te.....?
Actief luisteren houdt in dat je verbaal én non-verbaal laat zien dat je aandacht hebt voor wat je gesprekspartner te zeggen heeft. Dit laat je merken door te ....?
Laat degene die kritiek geeft weten wat je met zijn kritiek doet. Als je besluit er niets mee te doen, zeg je het ook. Bijvoorbeeld...?
Een gouden regel is de ander te bedanken voor zijn informatie. Zoals....?

Slide 37 - Sleepvraag

Actief luisteren
Iemand aankijken
Knikken
Vragen stellen
samenvatten
iemand laten uitpraten
Niet over jezelf vertellen
naar beneden kijken
Je eigen verhaal vertellen
iemand onderbreken
onderuitgezakt op de stoel zitten

Slide 38 - Sleepvraag

Slide 39 - Video

Omgaan met conflicten






Conflicten ontstaan vaak uit misverstanden.
Oorzaken
  • De ander geeft de boodschap niet goed door
  • Verbale en non verbale communicatie klopppen niet
  • De ander heeft de boodschap verkeerd begrepen
  • Er is is ruis
Oplossingen
  • Bespreken van het probleem
  • Onderhandelen



Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Hoe moet je rekening houden met slechthorende/dove kinderen?
A
Rustig praten zodat anderen je goed kunnen begrijpen.
B
Snel praten
C
Hard praten
D
Goed articuleren

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Video

Communicatie met dove/ slechthorende mensen

  • Spreek woorden duidelijk uit, beweeg je mond extra
  • Praat wat harder
  • Maak gebruik van gebarentaal

Slide 46 - Tekstslide

In het contact met mensen die blind of slechtziend zijn, kun je het beste om aandacht vragen door even lichamelijk contact te maken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 47 - Quizvraag

Slide 48 - Video

Communicatie met blinde/slechtziende  mensen

  • Als je iemand tegenkomt zeg duidelijk je naam, wie je bent.
  • Bij een groepsactiviteit stel je alle deelnemers voor.
  • Zorg dat de informatie in braille is.

Slide 49 - Tekstslide

Een auditieve beperking is een zintuiglijke beperking van het zicht. Dit is het geval bij mensen die blind of slechtziend zijn
A
juist
B
onjuist

Slide 50 - Quizvraag

Slide 51 - Video

Slide 52 - Video

Doelstellingen H 4 Communicatie
Aan het eind van dit hoofdstuk weet je:
  • Wat communicatie is.
  • Wat verbale en non-verbale communicatie is.
  • Wat interne en externe ruis in communicatie betekent.
  • Hoe je omgaat met conflicten.
  • Wat je moet doen bij communicatie met blinde en dove mensen.

Slide 53 - Tekstslide