In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Sommige woorden staan meer dan één keer in het woordenboek. Dit komt doordat ze bij verschillende woordsoorten horen.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Het woord 'functie' heeft de volgende betekenissen: 1. taak, beroep 2. werking de ~ van de maag 3. begrip uit de wiskunde Wat betekenen de cijfers 1/2/3?
timer
1:00
Slide 5 - Open vraag
Wat betekent: Betekenis via woordvergelijking?
timer
1:00
Slide 6 - Open vraag
Wat betekent het woord: immers?
A
maar
B
bepalen, precies aangeven
C
want
D
werking
Slide 7 - Quizvraag
Wat betekent het woord: schim?
A
met zorg, precies, nauwkeurig
B
iemand die je niet goed kunt zien
C
plaats met muren eromheen
D
dat wat je wilt bereiken
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekent het woord: migrant?
A
iemand die naar een andere streek of ander land verhuist
B
iemand die een belangrijke baan heeft in het leger, waarbij hij de baas is over anderen
C
tekening van de indeling van een gebouw of de ligging van wegen, gebouwen enzovoort in een dorp of stad; kaart
D
met alles wat erbij hoort, volledig
Slide 9 - Quizvraag
Welk spreekwoord hoort bij de volgende zin: "Mijn tante weet overal wel wat vanaf en is heel handig."
A
Zij komt over de brug.
B
Hardlopers zijn doodlopers.
C
Zij is van alle markten thuis.
D
Zij ziet allemaal beren op de weg.
Slide 10 - Quizvraag
Welk spreekwoord hoort bij de volgende zin: "De leraar Nederlands ziet allemaal problemen rond het schoolfeest."