Les 10-01-2022 2.7 Taalverrijking

Sommige woorden staan meer dan één keer in het woordenboek. Dit komt doordat ze bij verschillende woordsoorten horen.
A
waar
B
niet waar
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Sommige woorden staan meer dan één keer in het woordenboek. Dit komt doordat ze bij verschillende woordsoorten horen.
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quizvraag

Het woord 'functie' heeft de volgende betekenissen: 1. taak, beroep 2. werking de ~ van de maag 3. begrip uit de wiskunde
Wat betekenen de cijfers 1/2/3?
timer
1:00

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent: Betekenis via woordvergelijking?
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent het woord: immers?

A
maar
B
bepalen, precies aangeven
C
want
D
werking

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent het woord: schim?
A
met zorg, precies, nauwkeurig
B
iemand die je niet goed kunt zien
C
plaats met muren eromheen
D
dat wat je wilt bereiken

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent het woord: migrant?
A
iemand die naar een andere streek of ander land verhuist
B
iemand die een belangrijke baan heeft in het leger, waarbij hij de baas is over anderen
C
tekening van de indeling van een gebouw of de ligging van wegen, gebouwen enzovoort in een dorp of stad; kaart
D
met alles wat erbij hoort, volledig

Slide 6 - Quizvraag

Welk spreekwoord hoort bij de volgende zin:
"Mijn tante weet overal wel wat vanaf en is heel handig."
A
Zij komt over de brug.
B
Hardlopers zijn doodlopers.
C
Zij is van alle markten thuis.
D
Zij ziet allemaal beren op de weg.

Slide 7 - Quizvraag

Welk spreekwoord hoort bij de volgende zin:
"De leraar Nederlands ziet allemaal problemen rond het schoolfeest."
A
Hij komt over de brug.
B
Hardlopers zijn doodlopers.
C
Hij is van alle markten thuis.
D
Hij ziet allemaal beren op de weg.

Slide 8 - Quizvraag

In sommige langere teksten bestaat de inleiding uit twee alinea’s. In de eerste alinea trekt de schrijver de aandacht van de lezer. In de tweede alinea lees je dan de inleiding op het onderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Als de inleiding uit twee alinea’s bestaat, verwijst het slot naar de tweede alinea.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Welke 3 functies van de inleiding zijn mogelijk?

Slide 11 - Open vraag