Stijlfiguren en stijlfouten Havo 3

Stijlfiguren en stijlfouten!
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Stijlfiguren en stijlfouten!

Slide 1 - Tekstslide

In de komende lessen leer je:
- wat stijlfiguren en stijlfouten zijn
- verschillende vormen van stijlfiguren 
- verschillende vormen van stijlfouten
- hoe je deze in een tekst kunt herkennen en benoemen
- zelf stijlfiguren en stijlfouten hanteren en gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren en stijlfouten?
Stijlfiguren worden veel gebruikt door schrijvers en sprekers om de tekst levendig te houden. De schrijver doet dit doelbewust en gebruikt woorden die afwijken van hun betekenis.

Stijlfouten zijn fouten tegen de goede stijl; verkeerde woordkeuze, zinnen die ontsporen, verkeerde uitdrukkingen. Sommige stijlfouten gebeuren bewust en dan kun je ze ook stijlfiguren noemen.





Slide 3 - Tekstslide

Welke stijlfiguren/-fouten gaan we behandelen?
  1. Hyperbool 
  2.  Understatement (parabool)
  3. Eufemisme 
  4. Tautologie 
  5. Pleonasme 

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag:

Hyperbool - Understatement (parabool) - Eufemisme

Slide 5 - Tekstslide

Hyperbool
Een hyperbool is een overdrijving om iets extra te benadrukken.
De inhoud van de mededeling wordt hierbij overdreven vergroot.  Omdat je dagelijks hyperbolen gebruikt, merk je het speciale effect van de overdrijving niet meer op.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden van hyperbolen
1. Ik schaamde me dood toe hij dat zei. 
2. Ik heb me kapot gelachen om die grap. 
3. Ik sterf onderhand van de dorst. 
4. Peter stikte van de lach. 
5. Frits wordt gek van de jeuk. 
6. Ik vries mijn billen er nog af, zo koud is het hier. 
7. Ik ging met klotsende oksels naar hem toe.

Slide 7 - Tekstslide

Dus......
"Het duurde een eeuwigheid voordat je eindelijk eens terugbelde" in plaats van "Ik heb vijf minuten moeten wachten tot je terugbelde."

"Ik sterf zowat van de honger" in plaats van "Ik zou wel iets te eten lusten."


Slide 8 - Tekstslide

Understatement (parabool)
Een understatement is het tegenovergestelde van een hyperbool. Je verzwakt of verkleint iets op een spottende manier.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden van een understatement
  1. Geert Wilders zegt niet zulke aardige dingen over moslims. 
  2. De directeur van Unicef heeft een leuk salarisje.
  3. De Duitsers waren tijdens de Tweede Wereldoorlog niet echt welkom in ons land.
  4. "Ik doe dat wel even.", zei de jongen toen  zijn vrienden hem vroegen of hij het spannend vond om de marathon te lopen.  

Slide 10 - Tekstslide

Dus.....
- Als je een één voor die toets hebt gekregen, zul je wel een paar foutjes gemaakt hebben. 

- Die regisseur heeft met zijn speelfilms ongetwijfeld wat centjes verdiend. 

- Mijn steenrijke oom heeft een stulpje aan de Rivièra gekocht.

Slide 11 - Tekstslide

Eufemisme
Bij een eufemisme zeg je iets wat onprettig is, op een verzachte manier. Dit kan bijvoorbeeld om gevoelige kwesties delicaat te behandelen of om woorden die als grof gezien worden, te vermijden. Het is dus NIET spottend bedoeld!
Je kunt een eufemisme onder andere gebruiken om bepaalde zaken fraaier
over te laten komen dan ze werkelijk zijn.
Het is dus op een verzachtende manier of nette manier onder woorden brengen van iets wat niet zo prettig of netjes is. 

Slide 12 - Tekstslide

Dus....
  1. Na een lange lijdensweg ging hij heen. (doodgaan) 
  2. Volgens mij zit er aan jou een steekje los! (gek)
  3.  De examinator heeft onzorgvuldig gehandeld. (grote fouten gemaakt)
  4.  Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht. ( begraven)
  5.  Zij werkt daar als interieurverzorgster. (schoonmaakster)
  6. 'Hoe is het met uw stoelgang?', informeerde de dokter. ( poep)
  7.   De dierenarts heeft de hond laten inslapen (= gedood) 
  8. Hij is een bekende van de politie (een crimineel)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Even zelf proberen..
Bedenk er nu van ieder stijlfiguur zelf 2 en schrijf ze op. Geef aan waarom jij vindt
dat het een hyperbool, understatement of eufemisme is.
Je krijgt hier 5 min. voor. Je mag samenwerken.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 17 - Quizvraag

Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 18 - Quizvraag

De dierenarts heeft het arme dier moeten laten inslapen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 19 - Quizvraag

Die miljonair heeft wel
een aardig optrekje.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 20 - Quizvraag

Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag
Hoofdstuk 2: paragraaf ‘Woordenschat’, lezen theorie en maken startopdracht en opdracht 1  ( blz. 58)

Heb je het af? Dan heb je geen huiswerk, anders is het huiswerk voor de eerstvolgende les!

Slide 22 - Tekstslide

Stijlfiguren en stijlfouten!

Slide 23 - Tekstslide

stijlfiguren
Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 24 - Woordweb

Stijlfouten


Slide 25 - Tekstslide

In deze les leer je:
- wat een pleonasme is
- wat een tautologie is
- hoe je deze kunt herkennen en benoemen in een tekst
- hoe je deze zelf kunt hanteren en gebruiken

Slide 26 - Tekstslide

Pleonasme en tautologie

Bij beide stijlfouten gaat het om herhaling:


- Pleonasme: een eigenschap van een zaak of persoon nog eens noemen. Dit wordt gedaan door verschillende woordsoorten te gebruiken.

- Tautologie: twee woorden van dezelfde woordsoort die hetzelfde betekenen herhalen.


Slide 27 - Tekstslide

Pleonasme / tautologie

Slide 28 - Tekstslide

Wat is wat?
Pleonasme herhaalt een eigenschap dat al in een woord verwerkt zit (twee verschillende woordsoorten).
Tautologie zegt twee keer hetzelfde (met dezelfde woordsoorten synoniemen).

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video


Geef bij de volgende quizvragen steeds aan welke stijlfout je herkent in de zin.

Slide 31 - Tekstslide

Het koude ijs zat als een dikke laag op de autoruit.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 32 - Quizvraag

Die eeneiige tweelingzusjes zijn uiterlijk identiek hetzelfde, maar hun karakter is zeer verschillend.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 33 - Quizvraag

Bij zo'n operatie is er een kans op mogelijke complicaties.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 34 - Quizvraag

De plakkerige kauwgom bleef aan de onderkant van mijn schoenzool kleven.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 35 - Quizvraag

Meike wilde never nooit vlees meer eten en zwoer haar hele leven vegetariër te blijven.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 36 - Quizvraag

Sommige kranten geven op hun website het nieuws gratis weg.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 37 - Quizvraag

De hete zon schijnt fel in mijn ogen.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 38 - Quizvraag

Je moet je verplicht inschrijven voor de cursus.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 39 - Quizvraag

'Rood bloed' is een:
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 40 - Quizvraag

Wat een mooie rode aardbeien!
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 41 - Quizvraag

De mondelinge bespreking
A
Pleonasme
B
Tautologie

Slide 42 - Quizvraag

Enkel en alleen is een vorm van
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 43 - Quizvraag

Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 44 - Quizvraag

Die spullen worden gewoon gratis weggegeven.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 45 - Quizvraag

Wis en waarachtig is een
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 46 - Quizvraag

Hij pakte het koude ijs.
A
pleonasme
B
C
D
tautologie

Slide 47 - Quizvraag

Kwaadwillige laster veroorzaakt veel verdriet.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 48 - Quizvraag

De ronde bal lag op de grond.
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 49 - Quizvraag

Verzin zelf eens een pleonasme.

Slide 50 - Open vraag

Kun je zelf nog een tautologie verzinnen?

Slide 51 - Open vraag

Lesdoelen:
  • Je weet wat tautologie en pleonasme is.
  • Je kunt tautologie en pleonasme in zinnen herkennen en benoemen.

Slide 52 - Tekstslide

Aan de slag
Hoofdstuk 4: paragraaf ‘Woordenschat’, lezen theorie en maken startopdracht, opdracht 1 en 2 ( blz. 126)

Heb je het af? Dan heb je geen huiswerk, anders is het huiswerk voor morgen!

Slide 53 - Tekstslide