In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
stijlfiguren
herhaling
Slide 1 - Tekstslide
Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt? Overgrootvader is na een kort ziekbed heengegaan.
A
Overdrijving
B
Hyperbool
C
Eufemisme
D
Understatement
Slide 2 - Quizvraag
Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt? Mijn hoofd knalt uit elkaar van de pijn.
A
Overdrijving
B
Hyperbool
C
Understatement
D
Eufemisme
Slide 3 - Quizvraag
Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt? De miljardair deed minnetjes over zijn nederig stulpje.
A
Overdrijving
B
Hyperbool
C
Understatement
D
Eufemisme
Slide 4 - Quizvraag
In welke zin staat een Hyperbool?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter heeft erge honger.
Slide 5 - Quizvraag
In welke zin staat een eufemisme?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.
Slide 6 - Quizvraag
In welke zin staat een Understatement?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.
Slide 7 - Quizvraag
Opdrachtje.
Schrijf voor jezelf in je eigen woorden op wat de volgende stijfiguren zijn: Uit de vorige les Hyperbool Eufemisme Understatement uit deze les Herhaling Tautologie Pleonasme Geef hierbij enkele voorbeelden om het te verduidelijken. Doe dit digitaal. Dit zal je uittreksel voor de toets zijn!
Slide 8 - Tekstslide
Deze les behandelen we...
Herhaling Tautologie Pleonasme
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Herhaling
Er zijn verschillende stijlfiguren die te maken hebben met herhaling. Soms worden woorden letterlijk herhaald, soms zelfs hele zinnen, maar ook synoniemen zijn bijvoorbeeld een vorm van herhaling in de Nederlandse taal. Wij behandelen er 3. De letterlijke herhaling, de tautologie en het pleonasme.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Herhaling (repetitio)
Je gebruikt twee keer hetzelfde woord.
Geld, geld is het enige wat hem bezig houdt. Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen. Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe! Waar, o waar heb ik dat nu opgeslagen?
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Tautologie en pleonasme
Kortom: Een tautologie en een pleonasme zijn beiden vormen van herhaling. Het verschil zit hem in het volgende: Een tautologie is een herhaling van het woord en een pleonasme herhaalt alleen een eigenschap van het woord. Vaak zijn het stijlfouten, maar ze kunnen ook bewust gebruikt worden om iets kracht bij te zetten.
Slide 15 - Tekstslide
Tautologie
Je zegt twee keer hetzelfde met verschillende woorden. De woorden betekenen ongeveer hetzelfde en behoren tot dezelfde woordsoort.
Dat weet hij wis en waarachtig wel. Zij kenden daar heg noch steg. Hij werd met veel pracht en praal begraven. Het hoeft niet alleen maar kommer en kwel te zijn, misschien ontstaan er ook gezellige momenten.
Slide 16 - Tekstslide
Pleonasme
Je zegt twee keer ongeveer hetzelfde met verschillende woorden en de woorden behoren tot verschillende woordsoorten. Je gebruikt het om een eigenschap van iets te benadrukken.
In deze witte sneeuw ziet alles er prachtig uit. De grijze mist maakt de straat nog troostelozer. Het eerste begin is het moeilijkst. De gele zonnebloemen maken de kamer veel gezelliger.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Ga wat doen!
Ga naar de volgende website http://www.cambiumned.nl/oefenen/stijl/ en maak oefening 1, 2 en 3 van 'herhaling, tautologie en pleonasme'. Vergeet niet om aantekeningen te maken en evt. voorbeeldzinnen op te schrijven!