Identiteit (3&4PMW)

IDENTITEIT
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

IDENTITEIT

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Ieder van ons heeft een eigen identiteit
  • Er zijn soms bepaalde gelijkenissen maar ook heel veel verschillen. Hierdoor spreken we van diversiteit. Die diversiteit kan soms leiden tot discriminatie. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Identiteit versus internet

  • Onbewust laten we elke dag stukken van onze identiteit na op het internet
  • Bedrijven pikken deze op en ga op die manier je gerichte reclameboodschappen sturen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormen van identiteit:
  1. Persoonlijke identiteit
  2. Sociale identiteit 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Persoonlijke identiteit

  • = je eigen unieke zelf
  • = je eigen gedachten
  • = de keuzes die je ZELF maakt
  • = datgene wat je als eigen aan jezelf ervaart 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

           Je persoonlijke identiteit is het gevoel één en dezelfde persoon te zijn ondanks alle veranderingen. Het is het gevoel van eenheid dat je behoudt in allerlei situaties.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht:
Ontwerp je eigen avatar in Canva of in Bitmoij.

Post daarna je avatar in  Google Classroom (thema identiteit)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernkwadranten Ofman

Slide 8 - Tekstslide

De Kernkwadranten van Ofman geven inzicht in de kernkwaliteiten, valkuilen en ontwikkelpunten in iemands functioneren.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke kwaliteiten heb jij?
  • Ga naar Google Classroom en doe de test!
  • Daarna bespreken we de resultaten kort klassikaal.
  • Vul daarna de vragen in op pag. 5 in de cursus.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale identiteit
  • Beïnvloeden jou identiteit 
  • Groepen die mee jou leefwereld gaan bepalen en waarvan jij automatisch dingen overneemt
  • Voorbeelden: je klasgroep, verenigingen, je gemeente, je land
  • = datgene wat je als gemeenschappelijk ervaart

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                Je sociale identiteit wordt gevormd door de contacten die je met anderen hebt.  

               Ook je bewustzijn tot een bepaalde groep te behoren en
door anderen als lid van die groep behandeld te worden, bepaalt mee je sociale identiteit.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Identificatiegroepen
Onbewust identificeren we ons ook met bepaalde individuen binnen onze sociale identiteit.
  • Identificatiegroepen zijn groepen die een invloed uitoefenen op je identiteit. Je kan je bewust laten beïnvloeden of je kan de beïnvloeding ondergaan zonder je daar bewust van te zijn
  • vb.: mensen naar wie je opkijkt en die een belangrijke rol spelen in je leven, ...

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genderidentiteit

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Bij gender denk ik aan:  

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoe laat jij zien wat je genderidentiteit is? 
Geef 1 voorbeeld

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij over gender?
Kennisquiz

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Sekse betekent:
A
Op wie je verliefd wordt
B
Geslacht waar mee je geboren bent

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In iedere klas zit gemiddeld 1 leerling die zich niet thuis voelt bij de hokjes 'jongen' of 'meisje'
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is genderidentiteit?
A
Hoe je jezelf voelt met betrekking tot je gender
B
Hoe je je gender laat zien

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Geaardheid betekent:
A
Op wie je verliefd wordt
B
Wat voor karakter je hebt

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Je gender bepaalt op wie je verliefd wordt.
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Is transgender iets van deze tijd?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Genderidentiteit
  • gender = geslacht
  • verwijst naar een innerlijk gevoel van een jongen of een meisje te zijn
  • het heeft een grote invloed op je manier van denken en het gedrag 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genderdiversiteit
Dit betekent hoe je je voelt: man/ vrouw/ iets daartussen
Ongeveer 4% van de volwassenen zegt dat hun geboortegeslacht niet klopt bij hoe ze zich voelen (genderidentiteit), dit noemen we ook wel transgender

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

let op:
genderidentiteit: wie je bent
seksuele geaardheid: op wie je valt

Je gender is dus iets anders dan je geaardheid!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Seksuele identiteit 
Iedereen heeft een unieke seksuele identiteit, gevormd door een combinatie van de volgende elementen:
1.  je biologische geslacht: je aangeboren sekse
2. je genderidentiteit: tot welke sekse je hoort qua gevoel
3. je genderexpressie- en genderrol: uitingen en verwachtingen
4. je seksuele voorkeur: waar je op valt wat betreft sekse



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de sfeer op school als het gaat om verschillende geaardheden/identiteiten?
A
(Heel) goed
B
Wel oké, maar er kan nog wel wat beter
C
Niet oké, soms goed, maar vaak niet
D
Slecht en onveilig

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Moet je altijd je eigen mening geven, ook al weet je dat het een ander kwetst?
A
Ja
B
Nee
C
In sommige gevallen wel
D
In sommige gevallen niet

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur en identiteit 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de opdracht op pagina 10
Waaraan denk jij bij het woord cultuur?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is cultuur?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de relatie tussen identiteit en cultuur?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Culturele identiteit
Culturel identiteit zegt iets over afkomst en wordt bepaald door bijzonder kenmerken of gebruiken in een cultuur. 
 Het zegt iets over iemands afkomst, een stad, een land of werelddeel. Bepalend hierbij zijn voorwerpen, gebruiken en gewoontes binnen een land of een groep mensen, vaak uit een ver verleden


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Nationale Identiteit
Leerdoelen
:
  • Je weet wat nationalisme is.
  • Je kent het Koninkrijk der Nederlanden.
  • Je weet wat ethiniciteit  is.
  • Je weet dat de vorming van nationale identiteit tot verzet kan leiden.



Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NATIONALE
IDENTITEIT

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Pagina 11
Maak de opdracht rond nationale identiteit op pagina 11 in de cursus

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NATIONALE IDENTITEIT
= het bewustzijn van iemand tot een bepaalde staat of natie te behoren en als zodanig door anderen behandeld te worden.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nationale identiteit
  • als je je verbonden voelt met het land waarin je woont.
  • België: multiculturele samenleving.
    - migranten brengen hun
      eigen identiteit mee.
    - de meeste mensen vinden
      een nationale identiteit
      belangrijk.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer voel jij je trots
op België?

Slide 43 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ethnische identiteit
Het gevoel van verbondenheid met een bepaald ras of volk.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Religieuze of godsdienstige identiteit


Het gevoel dat je tot een bepaalde religie of godsdienst behoort
  1. Christendom
  2. de Islam
  3. het Jodendom
  4. het Hindoeïsme
  5. het Boedhisme

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pagina 12
Maak de opdracht rond de verschillende identiteiten op pagina 12

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PEER GROUPS

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende typen peergroups
Boezemvrienden en hartsvriendinnen
De vriendengroep
De subcultuur
De gemengde peergroup
Spiegel of hindernis voor elkaar
Leren op school
Schoolleven
TYPES:
Boezemvrienden en hartsvriendinnen
De vriendengroep
De subcultuur (typisch bij adolescenten)
De gemengde peergroup
Spiegel of hindernis voor elkaar
Leren op school
Schoolleven

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peergroup = zelfde leeftijd/zelfde interesse’s
Informeel/formeel = de wijze hoe informatie wordt verstrekt aan jongeren
Gereglementeerd
Emotioneel geladen
Ontmoetingsplaats
Negatieve contacten
Georganiseerd
Structuur                                                      School
Ongeschreven regels                                Sportclub

fanclub
school
straatbende

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga naar de Google Classroom en maak de 2  bookwidgets rond identiteit

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies