My family

My family
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 10 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

My family

Slide 1 - Tekstslide

The goals for today
  1. You know at least 10 words about family
  2.  You can make a family tree using English family names.

Slide 2 - Tekstslide

Fill in as many family
members as you can

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Who opened the door?
A
The father
B
The mother
C
The daughter
D
The son

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Who is driving the car?
A
The mother
B
The daughter
C
The father
D
The son

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Sitting in front
Sitting in the back
The baby
Two minions
One minion
The daughter
The son
The father
The mother

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Video

Who ate the second apple slice?
A
The mother
B
The daughter
C
The minion
D
The son

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Mask on
No mask on
The daughter
The baby
The son
The mother
The minions
The father

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Video

Who switched places?
A
The brother and sister
B
The brother and father
C
The mother and sister
D
The mother and father

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Who noticed the police?
A
The mother
B
The father
C
The son
D
The daughter

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Who is shooting at the police?
A
The mother
B
The father
C
The son
D
The daughter

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Who shot the bazooka?
A
The parents
B
The kids
C
The minions
D
The cat

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Theme words

Slide 23 - Tekstslide

Vertaal:
oom
A
Ome
B
Onkel
C
Uncle
D
Unkol

Slide 24 - Quizvraag

Vertaal: zus
A
Sister
B
Sistar
C
Zister
D
Zizzy

Slide 25 - Quizvraag

Vertaal: broer?
A
Bro
B
Brother
C
Broether
D
Brather

Slide 26 - Quizvraag

Hoe heten je ouders in het Engels?
A
Olders
B
Elders
C
Pairants
D
Parents

Slide 27 - Quizvraag

Vertaal:
Tante
A
Tent
B
Aunt
C
Ant
D
Tenty

Slide 28 - Quizvraag

Vertaal:
nichtje
A
niece
B
nephew
C
neice
D
nieche

Slide 29 - Quizvraag

Vertaal:
stiefmoeder
A
stepmother
B
stephmother
C
stepmoter
D
stephmoter

Slide 30 - Quizvraag

Vertaal:
Kleindochter
A
grandson
B
granddaugter
C
granddaughter
D
grandaughter

Slide 31 - Quizvraag

Vertaal: nicht/neef
A
niece
B
nephew
C
coasin
D
cousin

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Link

Make a family tree
  • Begin met jezelf: schrijf jouw naam onderaan de boom. 
  • Boven jouw naam schrijf je de namen van je ouders. 
  • Je broers en zussen zet je op dezelfde hoogte als jezelf. 
  • Boven de namen van je ouders schrijf je die van je opa’s en oma’s. 
  • Je tantes en ooms zet je op dezelfde hoogte als je ouders. 
  • Je neefjes en nichtjes zet je onder de juiste tantes en ooms.

Schrijf niet alleen de namen, maar ook de Engelse vertaling van vader, moeder, tante, broer enz. in de stamboom.

Slide 34 - Tekstslide