m2 h3/h4 voorbereiden toets lezen

Nederlands
H3/H4 Lezen
voorbereiden op de toets
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
H3/H4 Lezen
voorbereiden op de toets

Slide 1 - Tekstslide

Toets H3/H4 Lezen
Pak het voorbereidingsblad en leg deze klaar.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je leert over samenhang in teksten.
- Je leert over feiten, meningen en argumenten.

Slide 3 - Tekstslide

Welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?
A
bijvoorbeeld, neem nou
B
maar, tegenover
C
eerst, nadat
D
om te beginnen, ook

Slide 4 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellend verband?
A
maar, tegenover
B
bijvoorbeeld, neem nou
C
om te beginnen, ook
D
eerst, nadat

Slide 5 - Quizvraag

Mijn zin met een opsommend verband is:

Slide 6 - Open vraag

Mijn zin met een tegenstellend verband is:

Slide 7 - Open vraag

Aan het eind van deze les:
- Weet ik wat feiten zijn

- Weet ik wat meningen zijn en hoe ik die kan herkennen

- Herken ik argumenten en de signaalwoorden die daarbij vaak gebruikt worden

Slide 8 - Tekstslide

Feiten, meningen en argumenten


Wat weten jullie hier al van?

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een argument?
Als iemand zijn mening wil verdedigen, legt hij uit waarom hij iets vindt. Dit noem je een argument.

Veel gebruikte signaalwoorden bij argumenten zijn: 
want
omdat
daarom
namelijk

Slide 10 - Tekstslide

Feit of mening?
Het is mooi weer.

Slide 11 - Open vraag

Wat is een feit?
A
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Controleerbaar.
B
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Niet controleerbaar.

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk verband je te maken hebt.
D
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een mening (standpunt)?
A
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee eens.
B
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee oneens.
C
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er eens of oneens mee zijn.
D
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er niets van zeggen.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een argument (reden)?
A
Een uitleg waarmee je een feit verdedigt.
B
Een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
C
Een uitleg waarmee je een reden verdedigt.
D
Iets wat je moet controleren.

Slide 15 - Quizvraag

Aan welk signaalwoord herken je zijn mening?
Om 21:45 uur liep ik Jumbo op station Eindhoven binnen voor een flesje jus d'orange, het apparaat werkte niet, de medewerkster vertelde dat dat is omdat het apparaat schoongemaakt is. Bizar, volgens mij hoor je dan om 22 uur te beginnen met schoonmaken. 

Slide 16 - Open vraag

Leerdoelen
- Je leert over samenhang in teksten.
- Je leert over feiten, meningen en argumenten.

Slide 17 - Tekstslide

Ik ben goed voorbereid op de toets.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Welke informatie mis ik nog?

Slide 19 - Open vraag

Wat ga je doen?
Oefentoets maken. 
Klaar? --> Start met lezen.

Slide 20 - Tekstslide

Spel

Slide 21 - Tekstslide

Dobbelsteen geel
1.  ik vt
2. jij tt
3. jij vt
4. hij tt
5. hij vt
6. wij vt

Slide 22 - Tekstslide