Commercieel beleid 2 H2. Product en assortimentsbeleid

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
Commercieel 2MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Assortiment

Slide 4 - Woordweb

Nieuw in het assortiment
Vlees van de slager
Kaasrasp bij de kaaswinkel
Afgeprijsde kerstversiering
Uitloopassortiment
Proefassortiment
Randassortiment
Kernassortiment

Slide 5 - Sleepvraag

Opdracht
Je maakt de opdrachten van hst 2. Opdracht 2 t/m 8!

Slide 6 - Tekstslide

Agenda 23/09
herhaling vorige les
Leerdoel
Nwe stof
Opdrachten maken

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Assortimentsbeleid
1. winkelformule
2. retailmix
3. assortiment

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

assortimentsbreedte en -diepte
Smal: één of een paar assortimentsgroepen

Breed: veel verschillende assortimentsgroepen

Diep: veel keuze in de assortimentsgroepen

Ondiep: weinig keuze in de assortimentsgroepe

Slide 14 - Tekstslide

Assortimentsbreedte en -diepte
De assortimentsbreedte wordt bepaald door het aantal artikelgroepen dat een winkel heeft.
Veel = breed / Weinig = smal

De assortimentsdiepte wordt bepaald door het aantal artikelsoorten dat de winkel heeft.
Veel = diep / Weinig = ondiep

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Verschillende soorten verwantschap

Productieverwantschap =  op dezelfde wijze gemaakt bijv.  kleding, schoenen, fruit, zuivel 

Koopverwantschap =  op dezelfde wijze kopen (met dezelfde inspanning) dagelijkse boodschappen

Consumptie/gebruiksverwantschap =  producten hebben met elkaar te maken of kunnen zelfs niet zonder elkaar , gameconsole met een controller


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Soorten merken

Fabrikantsmerk =Fabrikant of producent geeft aan zijn artikelen een merknaam.

Paraplumerk = Als alle merken van een fabrikant dezelfde naam hebben.

Individueel fabrikantsmerk = Ieder artikel dat een fabrikant op de markt brengt krijgt een eigen merknaam.

Winkeliersmerk = Merk dat eigendom is van de winkelorganisatie of inkooporganisatie waarmee een retailer samenwerkt (huismerk)



Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

De aard en mate samenhang van het assortiment noem je ook wel..
A
artikelvariëteit
B
consistentie
C
assortimentsbeleid
D
kernassortiment

Slide 21 - Quizvraag


Het aantal varianten binnen een groep noem je de [...] van het assortiment.
A
hoogte
B
diepte
C
breedte
D
lengte

Slide 22 - Quizvraag

Als je het aantal artikelen dat een winkel in voorraad heeft aanpast, dan verander je de [...] van het assortiment.
A
diepte
B
hoogte
C
breedte
D
lengte

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Productieverwantschap
Consumptieverwantschap
Koopverwantschap
brood en koffie
brood en gebak
brood en beleg

Slide 25 - Sleepvraag

Complementaire artikelen en substitutieartikelen zijn een vorm van ...
A
Consumptieverwantschap
B
Koopverwantschap
C
Productieverwantschap

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Individueel 
fabrikantenmerk
Paraplumerk
Winkeliersmerk
Hema, H&M, Gamma
Philips, Sony, Samsung
Unox, Badedas, Knorr

Slide 28 - Sleepvraag

Soorten merken

Fabrikantsmerk =Fabrikant of producent geeft aan zijn artikelen een merknaam.

Paraplumerk = Als alle merken van een fabrikant dezelfde naam hebben.

Individueel fabrikantsmerk = Ieder artikel dat een fabrikant op de markt brengt krijgt een eigen merknaam.

Winkeliersmerk = Merk dat eigendom is van de winkelorganisatie of inkooporganisatie waarmee een retailer samenwerkt (huismerk)



Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Zet de fasen van de productlevenscyclus in juiste volgorde.
1: Groeifase
2: Introductiefase
3: Volwassenheidsfase
4: Neergangsfase
A
2-1-3-4
B
1-2-3-4
C
2-1-3-4
D
2-1-4-3

Slide 34 - Quizvraag

In welke fase van de productlevenscyclus is de afzet het hoogst?
A
Introductiefase
B
Groeifase
C
Volwassenheidsfase
D
Neergangfase

Slide 35 - Quizvraag

Opdracht
Jullie gaan aan de slag met vraag 9 t/m 15

Slide 36 - Tekstslide

Agenda 30/09
Herhaling vorige week
Nwe stof
Opdrachten maken

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Soorten merken

Fabrikantsmerk =Fabrikant of producent geeft aan zijn artikelen een merknaam.

Paraplumerk = Als alle merken van een fabrikant dezelfde naam hebben.

Individueel fabrikantsmerk = Ieder artikel dat een fabrikant op de markt brengt krijgt een eigen merknaam.

Winkeliersmerk = Merk dat eigendom is van de winkelorganisatie of inkooporganisatie waarmee een retailer samenwerkt (huismerk)



Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Bij trading up voeg je nieuwe, goedkopere productvariëteiten toe.
A
waar
B
niet waar

Slide 46 - Quizvraag

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Video

Slide 51 - Video

Huiswerk
Maken vragen hoofdstuk 2 
boek Commercieel beleid 2
vraag 16 t/m 22

Slide 52 - Tekstslide