Oefenen thema 5
1 / 34
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Je gehoorzenuw behoort tot het centrale zenuwstelsel
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Het zenuwstelsel verwerkt impulsen die afkomstig zijn van zintuigen
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Het zenuwstelsel kan de werking van klieren regelen
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Deel P geeft een uitloper aan
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Via deel Q kunnen impulsen worden geleid
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het Centrale Zenuwstelsel naar je klieren en spieren
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 10 - Quizvraag
Welke zenuwcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 11 - Quizvraag
Welke zenuwcellen geleiden impulsen van je zintuigen naar het centrale zenuwstelsel?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 12 - Quizvraag
Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar je zweetklieren?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 13 - Quizvraag
Van welke zenuwcellen liggen de cellichamen buiten het centrale zenuwstelsel?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 14 - Quizvraag
Welke zenuwcellen hebben één lange uitloper die impulsen naar het cellichaam toe geleidt?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 15 - Quizvraag
Welke zenuwcellen komen voor in de hersenen van een mens?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Bestaan de hersencentra uit grijze stof of witte stof?
A
uit grijze stof
B
uit witte stof
C
uit zowel grijze als witte stof
D
uit geen grijze of witte stof
Slide 18 - Quizvraag
In welk deel van het zenuwstelsel vinden de processen plaatst waardoor je gezichten kunt herkennen?
A
Grijze stof van de grote hersenen
B
witte stof van de grote hersenen
C
grijze stof van de kleine hersenen
D
witte stof van de kleine hersenen
Slide 19 - Quizvraag
Welke zijde is de buik zijde?
A
Bovenkant
B
Links
C
Rechts
D
Onderkant
Slide 20 - Quizvraag
Er valt een regendruppel in je oog. Je knippert. Via welk deel van het zenuwstelsel verloopt deze reflex?
A
Grote hersenen
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Ruggenmerg
Slide 21 - Quizvraag
Bij welk orgaan ligt de hypofyse?
A
Nieren
B
Lever
C
Hersenen
D
Baarmoeder
Slide 22 - Quizvraag
Welke hormoonklier zie je hier?
A
Bijnieren
B
Hypofyse
C
Alvleesklier
D
Schildklier
Slide 23 - Quizvraag
Welke hormoonklier maakt adrenaline?
A
Bijnieren
B
Hypofyse
C
Alvleesklier
D
Schildklier
Slide 24 - Quizvraag
Welke hormoonklier maakt insuline?
A
Bijnieren
B
Hypofyse
C
Alvleesklier
D
Schildklier
Slide 25 - Quizvraag
Welke hormoonklier maakt hormonen die andere klieren kunnen activeren?
A
Bijnieren
B
Hypofyse
C
Alvleesklier
D
Schildklier
Slide 26 - Quizvraag
Om suiker op te slaan in je spieren en lever is ??????? nodig.
A
Glucagon
B
Glycogeen
C
Insuline
D
Adrenaline
Slide 27 - Quizvraag
Glucose = suiker. Maar hoe heet de glucose als het opgeslagen wordt in je spieren?
A
Glucagon
B
Glycogeen
C
Insuline
D
Adrenaline
Slide 28 - Quizvraag
Welke hormoonklier regelt de aanmaak van glucagon en insuline?
A
Hypofyse
B
Schildklier
C
Eierstokken
D
Alvleesklier
Slide 29 - Quizvraag
Iemand met diabetes kan dit stofje niet aanmaken
A
Insuline
B
Glucagon
C
Glycogeen
D
Ansuline
