bloedsomloop1

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Periode planner
Week
1
2
3
4
5
lesdoel
verbranding
stofwisseling
ademhaling
ademhaling
ademhaling
bloedsomloop
Week
6
7
8
9
lesdoel
bloedsomloop
bloedomloop
herhaling 
herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Geef deze les vanuit de context van eten. Welk eten vinden de leerlingen lekker en wat is allemaal van planten gemaakt.
'
doel is vooral dat leerlingen snappen dat planten: vetten, koolhydraten, en eiwitten maken d.m.v. glucose.
      Lesdoelen
  • Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies
  • je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies
  • je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen
  • je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies
  • je kunt de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies
  • je kunt beschrijven hoe een hartslag verloopt.

Slide 3 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het zuurstofarme bloedvat in de omgeving van de darmen?
A
poortader
B
aorta
C
onderste holle ader
D
darmslagader

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van hemoglobine?
A
Door hemoglobine wordt het bloed dikker
B
Het is noodzakelijk de zuurstof opname
C
Bevordert de zuurstof afgifte in de longen
D
Door hemoglobine wordt het bloed dunner

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het bloedvat waardoor het bloed stroomt vanuit je hart vlak voor aankomst bij de nieren.
A
nierader
B
nierslagader
C
aorta
D
bovenste holle ader

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het bloedvat waardoor het bloed stroomt richting je hersenen.
A
bovenste holle ader
B
halsslagader
C
halsader
D
aorta

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kleine bloedsomloop
Lichaam
Grote bloedsomloop
Hart
Longen

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke functies hebben de bloedsomlopen?
Grote Bloedsomloop
Kleine bloedsomloop
Zuurstof afgeven aan cellen
Zuurstof opnemen in het bloed
koolstofdioxide afgeven aan de longen
koolstofdioxide opnemen in het bloed

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

zuurstofarm bloedt
zuurstofrijk bloed
zuurstof gaat bloed in
koolstofdioxide gaat bloed uit
ingeademde lucht met veel zuurstof

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom hebben warmbloedige dieren een dubbele gesloten bloedsomloop?
A
Dan wordt er meer zuurstof vervoerd naar de organen toe
B
Dan stroomt het bloed sneller en gaat er minder warmte verloren
C
Er gaat geen bloed verloren dus de organen krijgen veel bloed
D
Zo kan het bloed beter op temperatuur worden gehouden

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding is de bloedsomloop van een waterrat schematisch getekend.

Heeft een waterrat een dubbele of een enkele bloedsomloop?
A
een dubbele bloedsomloop
B
Een enkele bloedsomloop

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vis heeft een:
A
Dubbele open bloedsomloop
B
Een enkele gesloten bloedsomloop
C
Dubbele gesloten bloedsomloop
D
Enkele open bloedsomloop

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De enige slagader met weinig zuurstof is de:
A
Halsslagader
B
Longslagader
C
Aorta
D
Nierslagader

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In deze bloedvaten vindt stofwisseling plaats met cellen.
A
Haarvaten
B
Slagaders
C
Aders
D
Bij allemaal

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zijn aders aangepast aan de lage druk?
A
Kleppen
B
Veel spieren
C
Weinig spieren
D
Vertakkingen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedvaten hebben de meest gespierde wand?
A
Haarvaten
B
Slagaders
C
Aders
D
Allemaal gelijk

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk bloedvat is 1 cellaag dik?
A
Haarvat
B
Haarader
C
Slagader
D
Ader

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekst
Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
1 cellaag dik
Sterke wand, weinig gespierd
Vervoert bloed van hart af
Heeft kleppen
Hier is gaswisseling

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bloeddruk is het laagste in
A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt bloeddruk veroorzaakt?
A
Door he samentrekken van alle spieren
B
Door de dikte van je slagaders
C
Door het samentrekken van je hartspier
D
Door de dikte van je aders

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijk de aorta met de longslagader.

De bloeddruk in de aorta is .......... de bloeddruk in de longslagader
A
gelijk aan
B
hoger dan
C
lager dan

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies