Toets thema 6 versie 2 Regeling en waarneming

Oefentoets vragen 

Regeling en waarneming

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets vragen 

Regeling en waarneming

Slide 1 - Tekstslide

1. Neusverkouden

Een persoon is zwaar neusverkouden en kan daardoor niet goed proeven wat hij eet. Hij bedenkt hiervoor de volgende verklaringen:
1 De prikkeldrempel van de smaak- en reukreceptoren is door de verkoudheid sterk verlaagd.
2 De smaakreceptoren zijn door de verkoudheid met slijm bedekt.
3 De reukreceptoren functioneren niet goed doordat ze zijn bedekt met slijm

Welke van deze verklaringen is (zijn) juist?


A
Alleen verklaring 1
B
Alleen verklaring 3
C
De verklaringen 1 en 2
D
De verklaringen 1, 2 en 3

Slide 2 - Quizvraag

Sleepvraag
 Er zijn verschillende wegen waarlangs stoffen de activiteit van cellen beïnvloeden. De afbeelding op de volgende slide is een schema van een van die wegen. Dit schema illustreert de werking van hypothalamus, hypofyse en eierstokken. De relatie tussen deze organen komt overeen met die in de afbeelding. In dit schema zijn hormonen en organen die de hormonen afscheiden met de cijfers 1 tot en met 6 aangegeven.
Geef van de volgende organen en hormonen aan bij welk cijfer in de afbeelding ze horen: eierstokken – FSH – FSH-RH – hypofyse-voorkwab – hypothalamus – oestrogeen (= oestron/oestradiol).

Sleep het hormoon of orgaan naar de juiste plek in de afbeelding.
(zie volgende slide)
2. Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

Hypothalamus
Hypofyse-voorkwab
Eierstokken
FSH-RH
Oestrogeen
FSH

Slide 4 - Sleepvraag

3. Bril

De oogafwijking bijziendheid kan ontstaan doordat de oogbol te lang is. Deze afwijking kan worden gecorrigeerd door het gebruik van een bril.

Wat voor glazen moet deze bril bevatten?
A
Positieve glazen, zodat de lichtstralen worden gedivergeerd.
B
Positieve glazen, zodat de lichtstralen worden geconvergeerd.
C
Negatieve glazen, zodat de lichtstralen worden gedivergeerd.
D
Negatieve glazen, zodat de lichtstralen worden geconvergeerd.

Slide 5 - Quizvraag

4. Samentrekking

Spieren hebben de mogelijkheid zich meer of minder krachtig samen te trekken, afhankelijk van de benodigde beweging.

Waardoor kan de mate van samentrekking van spieren nauwkeurig worden gedoseerd?

A
Een spier verkort zich over een beperkte lengte doordat alle spiervezels van deze spier zich over die lengte samentrekken
B
Een spier verkort zich over een beperkte lengte doordat een aantal spiervezels van deze spier zich maximaal samentrekken en andere spiervezels zich in het geheel niet samentrekken.
C
Een spier verkort zich over een beperkte lengte afhankelijk van de hoeveelheid glucose die in die spier wordt verbrand.
D
Een spier verkort zich over een beperkte lengte afhankelijk van de hoeveelheid glycogeen die in deze spier is opgeslagen.

Slide 6 - Quizvraag

5. Een herdershond, Wanda, wordt een dierenkliniek binnengebracht. Zij krijgt regelmatig hormooninjecties ter voorkoming van loopsheid. Dit hormoon uit de injecties remt, net als bij de mens, de ovulatie.

Welk hormoon, ter voorkoming van loopsheid, werd via de injecties aan Wanda toegediend?

A
FSH
B
LH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 7 - Quizvraag

6. Delen van het oog
Een oog van de mens bevat onder andere de volgende delen: glasachtig lichaam; hoornvlies; lens; oogkamervocht; vaatvlies.
Een lichtstraal bereikt het netvlies.

Zet de bovengenoemde delen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde van 1 (start) tot 5 (einde):

Slide 8 - Open vraag

7. Ruggenmerg

In afbeelding hiernaast zie je een doorsnede van het ruggenmerg.

Bij welk punt komt een impuls die ontstaat in een spierspoeltje van de rechterbiceps aan in het ruggenmerg?

A
Bij punt 1
B
Bij punt 2
C
Bij punt 3
D
Bij punt 4

Slide 9 - Quizvraag

8. Ruggenmerg
In afbeelding is een dwarsdoorsnede van het ruggenmerg met aansluitende zenuwen schematisch getekend.
Bij iemand is een zenuw aangetast waardoor deze persoon zijn linkerwijsvinger niet meer kan bewegen. Deze persoon heeft nog wel gevoel in die vinger

Op welke van de genummerde plaatsen kan de zenuw zijn aangetast?
A
Op plaats 1
B
Op plaats 2
C
Op plaats 3
D
Op plaats 4

Slide 10 - Quizvraag

9. De chemie van de liefde

Bij verliefdheid spreekt men vaak over 'vlinders in je buik'. Men heeft ontdekt dat dit 'kriebelige' gevoel van euforie en opwinding ontstaat door een stof: PEA (phenylethylamine). Deze stof komt bij verliefdheid vrij in de hersenen.

Als mensen vrijen, komen er stoffen als dopamine en adrenaline vrij.
Welk effect veroorzaakt adrenaline tijdens het vrijen?

A
Grotere gevoeligheid van de huidzintuigen
B
Opwekken van het lustgevoel.
C
Sneller kloppen van het hart.

Slide 11 - Quizvraag

10. Een bijzonder hormoon is oxytocine. Het speelt een rol bij de bevalling en regelt de melkafgifte in de borsten. Het is ook betrokken bij het vrijen; door seksuele opwinding neemt de concentratie van oxytocine toe. Op zijn beurt stimuleert dit hormoon weer de seksuele opwinding.

Hoe noemt men een dergelijke relatie tussen seksuele opwinding en de concentratie van oxytocine?
A
Antagonisme
B
Homeostase
C
Negatieve terugkoppeling
D
Positieve terugkoppeling

Slide 12 - Quizvraag

11. Krekels
  
Onderzoek aan zenuwcellen van krekels laat zien dat het patroon dat wordt gezongen op een andere plaats in het zenuwstelsel wordt opgewekt (P) dan waar het soorteigen zangpatroon wordt herkend (Q) (zie afbeelding). In het eerste geval gaat het om groepen zenuwcellen die spieren aansturen, en in het tweede geval om groepen zenuwcellen waar informatie van de zintuigcellen wordt verwerkt.

 
Welk type zenuwcellen kun je, op basis van de gegeven
informatie, bij P zeker verwachten?  
Welk type zeker bij Q?

Sleepvraag
P
Q
Motorische
Motorische
Sensorische
Sensorische

Slide 13 - Sleepvraag

12. Verschillende oogafwijkingen
 
Een bepaalde oogafwijking wordt veroorzaakt doordat de impulsen vanaf het netvlies niet of niet goed worden doorgegeven naar het gezichtscentrum in de grote hersenen.
In de linker afbeelding zie je de hersenen en de impulsbanen die van het netvlies via de oogzenuw naar de hersenen verlopen. Rechts en links zijn aangegeven met R en L

Bij een persoon is de oogzenuw op plaats Z onderbroken. Hierdoor ziet hij bepaalde delen van zijn omgeving niet. De gebieden van het gezichtsveld van het linker- en van het rechteroog die hij ten gevolge van deze uitval niet kan waarnemen, worden in de rechter afbeelding met zwart aangegeven, delen van de omgeving die hij nog wél kan zien zijn met wit aangegeven.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Bekijk de rechter afbeelding op de vorige slide.

Welk uitvalsverschijnsel is het gevolg van de onderbreking bij Z op de linker afbeelding:

Uitvalverschijnsel P, Q, R, S, T of U?

Slide 16 - Open vraag

13. Kijken

Cato kijkt in een donkere ruimte naar een brandende kaars die vanaf 15 cm vanaf haar ogen geleidelijk wordt verplaatst naar een afstand van 2 m. Zij blijft de kaars scherp zien.
Zal hierbij de kringspier in haar iris zich samentrekken of zich ontspannen? En de accommodatiespier?

De Kringspier in de iris............................ en de accommodatiespier................................................

A
ontspant zich ontspant zich
B
ontspant zich trekt zich samen
C
trekt zich samen ontspant zich
D
trekt zich samen trekt zich samen

Slide 17 - Quizvraag

A dog called Wanda
In de negentiende eeuw werd het ziektebeeld acromegalie bij de mens beschreven. Bij dit ziektebeeld hoort onder andere het vrijkomen van grote hoeveelheden groeihormoon. Groeihormoon wordt door de hypofyse gemaakt. Kaken, handen en voeten worden door de hoge concentratie groeihormoon in het bloed sterk vergroot. Een tumor in de hypofyse kan dit ziektebeeld veroorzaken. In 1964 toonde de dierenarts Joannes Juda Groen aan dat dit ziektebeeld ook bij honden voorkomt. Hij beschreef de geschiedenis van een herdershond waarbij zich na een loopsheid diabetes (suikerziekte) had ontwikkeld. De hond had dikke poten en een kop met grote kaken.
Welke stof als gevolg van diabetes vond Groen in de urine van deze hond?
A
Glucagon
B
Glucose
C
Insuline
D
Ureum

Slide 18 - Quizvraag

In 1975 werd Wanda, een andere herdershond, de dierenkliniek binnengebracht. Zij had regelmatig hormooninjecties gekregen ter voorkoming van loopsheid. Dit hormoon uit de injecties remt, net als bij de mens, de ovulatie. Wanda was altijd gezond geweest, maar in het laatste jaar had ze langzamerhand acromegalie-verschijnselen ontwikkeld.

Welk hormoon, ter voorkoming van loopsheid, werd via de injecties aan Wanda toegediend?
A
FSH
B
LH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 19 - Quizvraag



Bij weer een andere hond werd een ontstoken baarmoeder geconstateerd en een verhoogde concentratie groeihormoon (zie 1 in de grafiek in). 
Vanwege deze gezondheidsklachten werden de ontstoken baarmoeder en de eierstokken verwijderd. De problemen waren met deze operatie niet geheel opgelost. Op een later tijdstip werden daarom ook alle melkklieren verwijderd (zie 2 in de grafiek). 
De klachten verminderden hierdoor. In het diagram is weergegeven hoe de concentratie groeihormoon in deze periode veranderde (tussen de tijdstippen 2 en 4). 
De horizontale lijn (zie 3 in grafiek) geeft de groeihormoonconcentratie bij gezonde dieren weer.
 Opmerkelijk was, dat de concentratie groeihormoon daalde tot onder de normale waarde (zie 4 in de grafiek).

Slide 20 - Tekstslide


Geef een mogelijke verklaring voor dit effect.

Slide 21 - Open vraag

Lees eerst onderstaande tekst
Restless Legs Syndroom belast hart en bloedvaten

Het Restless Legs Syndroom (RLS) is een aandoening van het zenuwstelsel. Het kenmerkt zich door een irriterend, branderig gevoel ‒ alsof er insecten rondkruipen ‒ diep in de kuiten, soms beurtelings, soms in beide kuiten tegelijk. Het vervelende, maar meestal niet pijnlijke gevoel in de benen, zorgt voor een onweerstaanbare drang tot bewegen. Het vermoeden bestaat dat de symptomen worden veroorzaakt door een verstoorde werking van bepaalde neuronen in dat deel van de hersenen waar de spierbewegingen worden bestuurd. Deze cellen maken de neurotransmitter dopamine aan, een stof die een belangrijke rol speelt in het doorgeven van impulsen van de ene hersencel naar de andere. Bij mensen met het RLS kan de bloeddruk tijdens nachtelijke aanvallen van bewegingsdrang 10 tot 40 mm Hg stijgen. Volgens slaaponderzoekers kunnen hart en bloedvaten hierdoor overbelast raken.

Slide 22 - Tekstslide

Het vermoeden bestaat, dat de symptomen worden veroorzaakt door een verstoorde werking van bepaalde neuronen in een deel van de hersenen.

Welke cellen vertonen deze verstoorde werking?
A
Motorische neuronen
B
Schakelneuronen
C
Sensorische neuronen

Slide 23 - Quizvraag

Lees onderstaande tekst
Als mensen vanuit een verlichte ruimte naar een donkere ruimte gaan, passen hun ogen zich aan aan de geringe lichtintensiteit. Mensen die lijden aan nachtblindheid kunnen bij zo’n lage lichtintensiteit niets waarnemen. Hun staafjescellen werken niet.
 In het volgende experiment werd een proefpersoon in een verder donkere ruimte geconfronteerd met een lichtbron waarvan de lichtintensiteit gevarieerd kon worden.

De proefpersoon wist niet van tevoren waar de lichtbron zich
bevond. De proefpersoon moest aangeven wanneer hij de
lichtbron kon waarnemen. In de grafiek in afbeelding hiernaast
worden de resultaten weergegeven. Op de x-as staat de tijd die
de proefpersoon nodig had voor hij de lichtbron waarnam.
Op de y-as staat de lichtintensiteit van de lichtbron in microlux.

Slide 24 - Tekstslide


Waardoor loopt de grafiek voor de nachtblinde en de normaal ziende persoon tot aan S gelijk?
A
Lichtintensiteiten tussen 10 000 en 1000 microlux worden door beiden niet als verschillend waargenomen.
B
Lichtintensiteiten tussen 10 000 en 1000 microlux worden door de nachtblinde niet als verschil waargenomen.
C
Tussen 10 000 en 1000 microlux gebruiken beiden hun kegeltjes.
D
Tussen 10 000 en 1000 microlux kunnen bij beiden de staafjes nog wel functioneren.

Slide 25 - Quizvraag


Tijdens het experiment zegt een proefpersoon na twintig minuten dat hij de lichtbron waarneemt.

Geef aan, op grond van de grafiek in afbeelding van de vorige vraag,
– of de proefpersoon nachtblind is of niet, en
– wat de lichtintensiteit van de lichtbron is.

A
De proefpersoon is nachtblind en de lichtbron heeft een lichtintensiteit van circa 1000 microlux.
B
De proefpersoon is niet nachtblind en de lichtbron heeft een lichtintensiteit van circa 1000 microlux.
C
De proefpersoon is nachtblind en de lichtbron heeft een lichtintensiteit van circa 10 microlux.
D
De proefpersoon is niet nachtblind en de lichtbron heeft een lichtintensiteit van circa 10 microlux.

Slide 26 - Quizvraag

Waarmee kun je, gelet op de functie, een elektrode van de Flex het beste vergelijken?


A
Met een synaps
B
Met een zenuwcellichaam
C
Met een zenuwceluitloper

Slide 27 - Quizvraag

Delen van het oog
Een oog van de mens bevat onder andere de volgende delen: glasachtig lichaam; hoornvlies; lens; oogkamervocht; vaatvlies.
Een lichtstraal bereikt het netvlies.

Zet de bovengenoemde delen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde van 1 (start) tot 5 (einde):

Slide 28 - Open vraag