Taal: stijl

Taal: stijl
Cursus 4
Voordat we beginnen:
Pak je boek op blz. 88

§2 Stijl
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taal: stijl
Cursus 4
Voordat we beginnen:
Pak je boek op blz. 88

§2 Stijl

Slide 1 - Tekstslide

Schrijfstijl

Stijlfiguren = middelen om wat je wilt zeggen, 
treffender of sterker uit te drukken.
Bijvoorbeeld met overdrijving of drieslag. 

Stijl = manier van schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is figuurlijk taalgebruik?
Taalgebruik dat niet letterlijk is.
De schrijver bedoelt dus niet letterlijk wat er staat.

Bijvoorbeeld:
- Met de deur in huis vallen. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het nut van figuurlijk taalgebruik?

  • Een tekst is aantrekkelijker om te lezen.
  • Een tekst wordt afwisselender en minder saai.

Voorbeelden van stijlmiddelen zijn: 
- drieslag 
- overdrijving
- ook: herhaling of opsomming

Slide 4 - Tekstslide

Wat is overdrijving? 
  • Vaak figuurlijk taalgebruik.
  • De schrijver overdrijft en maakt iets groter of erger dan het eigenlijk is.  Overdrijving noemen we ook wel een hyperbool

Bijvoorbeeld:
  • De leraar deed er een eeuw over om de proefwerkblaadjes uit te delen.


Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden overdrijving
  • Ik schaamde me dood toen ik van mijn stoel viel.
  • Ik sta al eeuwen in de rij te wachten bij de Action.
  • De leraar heeft dat al duizend keer gezegd.
  • Ik sterf van de honger.
  • Ik heb me doodgelachen tijdens Deadpool 2.


Slide 6 - Tekstslide

Wat is een drieslag?
Je noemt in de tekst drie dingen achter elkaar. Het valt dan beter op en je benadrukt het ook meer. 

Bijvoorbeeld:
- Deze oplossing is slim, snel en simpel
- Geloof, hoop en liefde.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
gwn kip met rijst
B
een spreekwoord
C
een uitdrukking en een spreekwoord
D
een uitdrukking

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Veronique draagt een gouden ring.
B
Hij scoorde ringloos in de basket.
C
Door hem ben ik nu de sigaar.
D
Hij rookte stiekem een sigaar.

Slide 10 - Quizvraag

Ik ben te laat doordat ik de bus had gemist. Ik heb zo hard gerend dat je zou denken dat ik meedeed aan het WK sprint.
A
Overdrijving
B
Herhaling

Slide 11 - Quizvraag

Er was een hond aangereden en die lag in zo'n grote plas bloed, het leek wel de Rode Zee.
A
Overdrijving
B
Herhaling

Slide 12 - Quizvraag

Ze lachte en lachte, maar het gelach leek nooit te stoppen.
herhaling
opsomming
tegenstelling

Slide 13 - Sleepvraag

Haar glimlach was zoet, maar haar woorden waren bitter.
opsomming
tegenstelling
herhaling

Slide 14 - Sleepvraag

Maak de volgende zin af:
bloed, zweet en ...
A
tranen
B
tanden
C
transpireren
D
dromen

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag!

Opdracht 1 t/m 3
(blz. 88-89)
Na 10 minuten ...

Maak met je buur
opdracht 4 en 5
(blz. 89)


timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide