Opdracht 2 blz. 66

Zoekend lezen

  • Je weet weer wat je leest als je een tekst zoekend leest.
  • Je weet weer hoe je het onderwerp van een tekst bepaalt. 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zoekend lezen

  • Je weet weer wat je leest als je een tekst zoekend leest.
  • Je weet weer hoe je het onderwerp van een tekst bepaalt. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog over zoekend lezen?

Slide 2 - Woordweb

Zoekend lezen
Als je specifieke informatie uit een tekst wilt halen:
  • Bekijk de titel en de tussenkopjes.
  • Kijk naar anders gedrukte woorden.
  • Let op opvallende tekens, tabellen en grafieken.

Slide 3 - Tekstslide

Wat lees je als je het onderwerp van een tekst wilt bepalen?

Slide 4 - Woordweb

Onderwerp van een tekst
Waar de tekst over gaat in 1 of een paar woorden.
Je leest de tekst oriënterend:
1. Bekijk de tekst
    - kijk naar de titel
    - kijk naar de illustraties
    - kijk naar de tussenkopjes
    - let op anders gedrukte woorden
2. Lees de eerste alinea
3. Geef antwoord op de vraag: waar gaat deze tekst over?

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2 blz. 66 bespreken

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van tekst 3?
A
Hoe vier je Halloween?
B
Feesten uit Amerika
C
Halloween
D
Enge feesten

Slide 7 - Quizvraag

Waaraan kan je in de tekst zien dat sommige mensen tegen Halloween zijn?

Slide 8 - Open vraag

Welk deelonderwerp wordt NIET besproken in de tekst?
A
Allerheiligen
B
Sinterklaas
C
Sint-Maarten

Slide 9 - Quizvraag

In de inleiding worden 3 vragen gesteld. Zul je op deze vragen antwoord krijgen?

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent 'verbastering'?
A
De bast van een boom wordt verwijderd
B
Een woord wordt vervormd
C
Iemand loopt met ontbloot bovenlijf ('in z'n blote bast')
D
Een woord wordt geleend uit een andere taal

Slide 11 - Quizvraag

Wat doen mensen als de kinderen 'trick or treat' roepen?

Slide 12 - Open vraag

Welke 2 oorzaken noemt Strouken voor het feit dat steeds meer mensen Halloween vieren?

Slide 13 - Open vraag

Gelden die redenen ook voor bejaarden? Waarom wel/niet?

Slide 14 - Open vraag

In alinea 5 staat een opsomming. Wat voor opsomming?

Slide 15 - Open vraag

Opdracht 5
blz. 69

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van tekst 5?
A
De Oliemeulen
B
Kinderfeestjes
C
Dierentuinen
D
Kerstlunch

Slide 17 - Quizvraag

Waar kan je waarschijnlijk informatie vinden over verjaardagsfeestjes?
A
In de eerste alinea
B
Onder 'Feest en educatie'
C
Onder 'Kerstlunch'

Slide 18 - Quizvraag

Noem 2 voorbeelden dat je dieren niet 'gewoon ziet' maar vooral beleeft. (al.2)

Slide 19 - Open vraag

Waarom is 'insecten eten' ook een manier van beleven?

Slide 20 - Open vraag

Wat betekent 'onbekend maakt onbemind'?
A
Als je niet bekend bent, houdt niemand van je
B
Als je iets niet kent, kan je er ook niet van houden
C
Je moet iemand kennen voordat je hem/haar kan knuffelen

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer is een programma educatief?
A
als je er iets van leert
B
als je iets lekkers krijgt
C
als je iets leuks doet

Slide 22 - Quizvraag

Aan het werk
Maak opdracht 4 op blz. 67.

Slide 23 - Tekstslide