opgepakt en dan 5.4

Herhaling 5.4 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 5.4 

Slide 1 - Tekstslide

Noem 4 risicofactoren op criminaliteit

Slide 2 - Open vraag

Dit heeft te maken met:
A
Tijdsgebonden criminaliteit
B
Plaatsgebonden criminaliteit

Slide 3 - Quizvraag

Asociaal gedrag is ook altijd crimineel gedrag:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Thijs jat een blikje cola:
A
Overtreding
B
Misdrijf

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een maatschappelijke risicofactor van criminaliteit:
A
Slechte opvoeding
B
Slechte leefomstandigheden
C
Alcohol & drugs
D
Biologische factoren

Slide 6 - Quizvraag

Diefstal is een voorbeeld van een                                        De                            moet dan  voor de rechter komen.

Als je schuldig bent, kan de rechter een straf geven. Je krijgt dan een 
Asociaal
Misdrijf
overtreding
strafbaar
Strafblad
verdachte

Slide 7 - Sleepvraag

In een rechtstaat moet de politie:
A
Zich net zo goed aan de wet houden als de burgers
B
Hard de wet voorschrijven
C
Strenger straffen dan in andere landen
D
Zo veel mogelijk vrijheid respecteren

Slide 8 - Quizvraag

5.4 Opgepakt... en dan?!

Slide 9 - Tekstslide

Begrippen:
  • Verdachte
  • Fouilleren
  • Arresteren
  • Huis doorzoeken
  • Halt
  • Officier van Justitie 
  • Vervolgen 
  • Seponeren 
  • Schikken

Slide 10 - Tekstslide

Een verdachte:
Een verdachte: is iemand waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat hij/zij schuldig is.

Iemand blijft verdachte tot dat de rechter heeft besloten dat hij/zij onschuldig of schuldig is. 
 

Slide 11 - Tekstslide

Wat mag de politie?
  • Fouillering 
  • Arresteren 
  • Huiszoeking 

Als ze klaar zijn met hun onderzoek schrijven ze een procesverbaal = verslag van de feiten.

Slide 12 - Tekstslide

Officier van Justitie:
  • Aanklager (namens het OM)
  • Leidt het opsporingsonderzoek
  • Beslist of de verdachte naar de rechter gaat.
  • Eist in een strafzaak en bepaalde straf 
  • Zorgt dat de straf wordt uitgevoerd

Slide 13 - Tekstslide

Wel of niet naar de rechter?

De officier kan 3 dingen doen: 
  • Seponeren = niet vervolgen, het is klaar.
  • Schikken = een boete geven

  • Vervolgen = er komt een rechtszaak

Slide 14 - Tekstslide

13. Wie besluit tot vervolging?
A
advocaat
B
jury
C
officier van justitie
D
minister van justitie en veiligheid

Slide 15 - Quizvraag

Wat is seponeren?
A
Zaak komt niet voor de rechter
B
Je wordt veroordeelt door de rechter
C
Je krijgt een boete
D
Een blaadje met je overtreding er op.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is schikken?
A
Zaak komt niet voor de rechter
B
Je wordt veroordeelt door de rechter
C
Je krijgt een boete
D
Een blaadje met je overtreding er op.

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Opdracht:
Je bent Officier van Justitie geef aan wat jij in deze situaties zou doen: seponeren/schikken of vervolgen.

Leg je antwoord uit:

Slide 19 - Tekstslide

Een leerling heeft zijn hele kluisje vol liggen met illegaal vuurwerk dat hij tijdens de pauze verkoopt aan schoolgenoten:

Slide 20 - Open vraag

Een jongen gooit tijdens rellen op het museumplein een steen naar de politie en wordt opgepak:

Slide 21 - Open vraag

Benthe heeft een hekel aan school. Ze spijbelt veel. Ze heeft al gesprekken gehad met de leerplichtambtenaar.

Slide 22 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 23 - Open vraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 24 - Open vraag