3.3 Geld lenen kost geld!

H3 De bank en jouw geld
Paragraaf 3.3 Geld lenen kost geld!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3 De bank en jouw geld
Paragraaf 3.3 Geld lenen kost geld!

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 3.2
  • Je kunt de drie spaarmotieven noemen en er voorbeelden bij geven.
  • Je kunt het verschil tussen vrij opneembaar spaargeld en een spaardeposito uitleggen.
  • Je kunt rente berekenen met enkelvoudige rente.
  • Je kunt rente berekenen met samengestelde rente.
  • Je kunt uitleggen wat het gevolg van inflaties is voor de koopkracht van je spaargeld.

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 3.2
  • Enkelvoudige rente
  • Samengestelde rente
  • Spaardeposito
  • Spaarmotieven
  • Variabele rente
  • Vaste rente

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3
  • Je kunt de vier leenmotieven noemen en herkennen.
  • Je kunt de kredietkosten van een lening berekenen.
  • Je kunt de meest voorkomende kredietvormen noemen en herkennen.
  • Je kunt uitleggen hoe een koop op afbetaling werkt.

Slide 5 - Tekstslide

Leenmotieven
Er zijn verschillende leenmotieven:
  1. Je moet een tijdelijk geldtekort overbruggen.
  2. Je wilt een dure aankoop niet uitstellen.
  3. Je hebt onverwacht dringend geld nodig.
  4. Je koopt een huis, zo'n groot bedrag kun je niet bij elkaar sparen.

Slide 6 - Tekstslide

Kosten van een lening
  • Een lening bij een bank moet je aflossen én je moet er rente over betalen.
  • De rente en aflossing samen betaal je in termijnen, meestal per maand.
  • Alles wat je meer terugbetaalt dan je geleend hebt, zijn de kredietkosten.
  • Die bestaan vooral uit rente en soms administratiekosten.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Je leent €4.500 bij een bank en betaal je in 2 jaar terug. De maandtermijn is €225. Wat zijn de kredietkosten?

Slide 9 - Open vraag

Kredietvormen
Een lening van een consumptiegoed, zoals een keuken, noem je een consumptief krediet.
Er zijn verschillende kredietvormen:
  • Persoonlijke lening
  • Doorlopend krediet
  • Salariskrediet 

Slide 10 - Tekstslide

Lenen bij een leverancier
Sommige bedrijven geven voor de aankoop van hun producten ook een lening af. Enkele voorbeelden zijn:
  • Koop op afbetaling: Je betaalt je aankoop terug in termijnen. De rente is vaak hoog
  • Private lease: Komt vaak voor bij auto's. Je betaalt maandelijks een vast bedrag voor het gebruik, onderhoud, etc.

Slide 11 - Tekstslide

Je kunt nu
  • Je kunt de drie spaarmotieven noemen en er voorbeelden bij geven.
  • Je kunt het verschil tussen vrij opneembaar spaargeld en een spaardeposito uitleggen.
  • Je kunt rente berekenen met enkelvoudige rente.
  • Je kunt rente berekenen met samengestelde rente.
  • Je kunt uitleggen wat het gevolg van inflaties is voor de koopkracht van je spaargeld.

Slide 12 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 3.3
  • Consumptief krediet
  • Koop op afbetaling
  • Krediet
  • Kredietkosten
  • Kredietvormen
  • Leenmotieven

Slide 13 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 3.3: 2, 4, 5, 10, 12 en 13 
Maken Rekenopdrachten: 11 en 14
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 3.3
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 3.3

 

timer
25:00

Slide 14 - Tekstslide