DNA

Wat is een gen?
A
Deel van een chromosoom met 1 erfelijk kenmerk.
B
Variant van een gen.
C
Een verbinding tussen meerdere erfelijke kenmerken.
D
Alle antwoorden zijn juist.
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Wat is een gen?
A
Deel van een chromosoom met 1 erfelijk kenmerk.
B
Variant van een gen.
C
Een verbinding tussen meerdere erfelijke kenmerken.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 1 - Quizvraag

Wat bestudeert de erfelijkheidsleer?
A
Enkel de bouw van genen.
B
De evolutie.
C
De genen en de overerving.
D
Geen enkel antwoord is juist.

Slide 2 - Quizvraag

Welk voorbeeld is GEEN voorbeeld van een gen?
A
bloedgroep
B
links- en rechtshandig
C
vorm van je voeten
D
windpokken

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

DNA

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

In welk deel van de cel vind je DNA?
A
cytoplasma
B
celkern
C
celmembraan
D
celwand

Slide 8 - Quizvraag

Wat is DNA?
A
De plaats waarin de niet-erfelijke kenmerken zijn vastgelegd.
B
De plaats waar een mix ligt, van erfelijke en niet-erfelijke kenmerken.
C
De plaats waarin alle erfelijke kenmerken zijn opgeslagen.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Uit hoeveel strengen bestaat DNA?
A
3
B
1
C
5
D
2

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel verschillende bouwstenen komen voor in DNA?
A
4
B
3
C
2
D
1

Slide 13 - Quizvraag

Welke letters hebben de bouwstenen van DNA?
A
A, B, C, D
B
A, A, A, A
C
A, T, C, G
D
A, K, C, M

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Welke combinatie vormen de letters?
A
C-M, P-U
B
A-G, T-C
C
A-M, C-L
D
A-T, C-G

Slide 16 - Quizvraag

Welke combinatie vormen de bouwstenen van DNA?
T
G
M
N
A
C

Slide 17 - Sleepvraag

Hebben identieke tweelingen dezelfde DNA-code?
A
juist
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de functie van de ribosomen?
A
Ze ontcijferen de DNA-code om vetten te maken.
B
Ze ontcijferen de DNA-code om water te maken.
C
Ze ontcijferen de DNA-code om vitaminen te maken.
D
Ze ontcijferen de DNA-code om eiwitten te maken.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide