vaste tekststructuren V3 (NN H1 en 2)

Hallooooo!
Telefoon in telefoontas

Ga rustig zitten

Spullen op tafel

Tas niet :)
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hallooooo!
Telefoon in telefoontas

Ga rustig zitten

Spullen op tafel

Tas niet :)

Slide 1 - Tekstslide

Vaste tekststructuren
Hoofdstuk 1 & 2 - Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  • Herhalen theorie H1 en H2 Lezen
  • Nakijken opdracht 1 H2 Lezen (blz. 45 en 46)
  • Oefentoets maken
  • Nakijken
  • Afsluiting (en huiswerk)



Slide 3 - Tekstslide

Doelen
- Je kunt in eigen woorden formuleren wat vaste tekststructuren zijn.
- Je kunt de meest voorkomende vaste tekststructuren herkennen in een tekst.
- Je kunt een tekst indelen in een inleiding, middenstuk en slot.




Slide 4 - Tekstslide

Vaste structuur


De meeste teksten hebben een:

-inleiding

- middenstuk (kern)

-slot


Ze hebben vaak een vaste structuur.

Slide 5 - Tekstslide

Tekststructuren


Waarom?

Slide 6 - Tekstslide

Waarom?

  • Om teksten goed en snel samen te kunnen vatten.
  • Om zelf duidelijke teksten te schrijven.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wat is een tekststructuur?
A
Is een tweedeling: inleiding en midden
B
Is een manier om het middenstuk in te delen.
C
Is een driedeling: inleiding-midden-slot
D
Vaste indeling inleiding-midden-slot

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet de volgende tekststructuur?
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp
Slot: samenvatting

A
ASPECTENSTRUCTUUR
B
ONDERWERP STRUCTUUR
C
VOOR- EN NADELEN STRUCTUUR
D
VRAAG- EN ANTWOORD STRUCTUUR

Slide 10 - Quizvraag

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur

Slide 11 - Quizvraag

Welke vaste tekststructuur is zeker niet geschikt voor een uiteenzetting?(informatieve tekst)
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 12 - Quizvraag

Tekststructuur van een betoog:
A
voor- en nadelen
B
standpunt-argument
C
beschrijving
D
verklaring

Slide 13 - Quizvraag

Een tekst kan altijd maar één tekststructuur hebben.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Welke tekststructuur past niet bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel vaste tekststructuren zijn er?
A
7
B
5
C
9
D
8

Slide 16 - Quizvraag

even herhalen...

Slide 17 - Tekstslide

De alinea
  • Een tekst is verdeeld in alinea's.
  • De zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft, noem je de kernzin.
  • De kernzin is vaak de eerste, tweede of de laatste zin van een alinea!

Slide 18 - Tekstslide

 Tekstverbanden
  • Zinnen in een tekst staan met elkaar in verband. Zinnen die bij elkaar horen vormen samen alinea's
  • In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen, dit noem je tekstverband. Enkele voorbeelden: chronologisch tekstverband, concluderend tekstverband, opsommend tekstverband. 
  • De verbanden tussen de zinnen en alinea's herken je aan signaalwoorden-> enkele voorbeelden: dus (concluderend tekstverband), eerst (chronologisch tekstverband) en evenals (vergelijkend tekstverband)-> zie blz 246-247

Slide 19 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • Geven het verband aan tussen zinnen en alinea's
  • Geven belangrijke informatie over de opbouw van een tekst
  • Voor een compleet overzicht van verbanden en bijbehorende signaalwoorden: blz. 246-247
                   

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

 Argumentatiestructuur
  1. Je start met een stelling, mening of standpunt
  2. Je geeft argumenten voor de stelling en je geeft ook tegenargumenten (die je gelijk onderuit haalt)
  3. Je concludeert dat jouw stelling of standpunt op zijn plaats is

Slide 23 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
standpunt (eventueel als vraag)
herhaling stelling of antwoord op vraag
argumenten voor de stelling, tegenargumenten (+weerlegging)

Slide 24 - Tekstslide

De aspectenstructuur
  1. inleiding: onderwerp
  2. middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  3. slot: samenvatting

Slide 25 - Tekstslide

Festivals

Wat zou je schrijven in een artikel over dit onderwerp?

Slide 26 - Tekstslide

Aspectenstructuur
Onderwerp: festivals

Slide 27 - Tekstslide

Aspectenstructuur
Onderwerp: festivals
Diverse aspecten / onderdelen

Slide 28 - Tekstslide

Aspectenstructuur
Onderwerp: festivals
Diverse aspecten / onderdelen
Samenvatting

Slide 29 - Tekstslide

 Verklaringsstructuur
  1. In je inleiding presenteer je een bepaald verschijnsel
  2. Je geeft kenmerken / voorbeelden 
  3. Je presenteert verklaringen en oorzaken

  4. Je eindigt met een samenvatting

Slide 30 - Tekstslide

Verklaringsstructuur
bepaald verschijnsel, b.v. vulkaanuitbarsting
kenmerken, voorbeelden, verklaring(en), oorzaken, reden(en)
samenvatting

Slide 31 - Tekstslide

Voor- en nadelenstructuur
 Vraag of stelling/standpunt
voor- en nadelen van  festivals
afweging en conclusie

Slide 32 - Tekstslide

 Probleem/oplossingstructuur
  1. Je start met een probleem
  2. Je geeft oorzaken, gevolgen en oplossingen

  3. Je eindigt met de beste oplossing

Slide 33 - Tekstslide

Verleden/heden/toekomststructuur

  • Inleiding: introductie onderwerp
  • Middenstuk : situatie vroeger, situatie nu,
  • Slot: toekomstverwachting

Slide 34 - Tekstslide

Vraag- antwoord structuur
inleiding: vraag
kern: antwoord(en)
slot: samenvatting of conclusie

Slide 35 - Tekstslide

Snap je de verschillende tekststructuren? Zo niet...wat vind je nog lastig?

Slide 36 - Open vraag