In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Beenverbindingen
Slide 1 - Tekstslide
Weet je het nog?
Het skelet bestaat uit beenderen.
In totaal hebben volwassenen 206 beenderen.
Hoofd, romp en ledematen.
Botgroepen.
Slide 2 - Tekstslide
Samenstelling van botten
Kalk ( voor de stevigheid)
Lijmstof ( buigzaam)
Slide 3 - Tekstslide
Botweefsel
Kraakbeenweefsel
Tussencelstof met veel lijmstof en weinig kalk
Slide 4 - Tekstslide
Na de les kun je...
... de beenverbindingen beschrijven. ... de bouw van de gewrichten beschrijven. ... de werking beschrijven van het: scharniergewricht, kogelgewricht, rolgewricht.
Je schedelbeenderen zijn verbonden met een naadverbinding.
De naden zijn kronkelig.
Bij een baby zitten de schedelbeenderen nog niet helemaal aan elkaar gegroeid.
Dit noemen we fontanel.
Er is dan nog een beetje beweging tussen de schedelbeenderen mogelijk.
Er is geen beweging mogelijk.
Slide 7 - Tekstslide
Kraakbeenverbinding
Wanneer twee botten met kraakbeen verbonden zijn, noemen we dit een kraakbeenverbinding.
De ribbenkast en ruggenwervel zijn hier voorbeelden van.
Er is weinig beweging mogelijk
Slide 8 - Tekstslide
Bouw van een kogelgewricht
Gewrichtskogel en kom
Gewrichtskapsel
Gewrichtssmeer
Kapselbanden
Kraakbeenlaagje
Slide 9 - Tekstslide
Gewrichten
Gewrichten zijn ook een verbinding tussen 2 beenderen.
Je hebt 3 soorten:
kogelgewricht
scharniergewricht
rolgewricht
Slide 10 - Tekstslide
kogelgewricht
De kop van het bot beweegt in de kom van het andere bot.
Voorbeelden:
schouder - heup
Er is veel beweging mogelijk.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Scharniergewricht
Een scharniergewricht kan botten alleen maar laten buigen of strekken.
voorbeeld: knie, elleboog
Er is veel beweging mogelijk.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Rolgewricht
een rolgewricht zorgt ervoor dat twee beenderen langs elkaar kunnen bewegen.
Voorbeeld: je onderarm (spaakbeen/ellepijp)
Er is veel beweging mogelijk.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Spierstelsel
- Spierstelsel: alle skeletspieren samen
- Aan de botten zitten spieren vast
- Door de spieren kunnen wij bewegen
Slide 17 - Tekstslide
Spieren in je organen
(onbewust)
In de wand van je maag en je darmen > voedsel kneden en vervoeren
In je huid > kippenvel
Het hart > rond pompen van bloed
Slide 18 - Tekstslide
Pezen
Een spier zit vast aan een bot met pezen.
De plaats waar een pees aan een bot vastzit, heet aanhechtingsplaats.
Een spier trekt zich samen, een pees niet
Spier wordt korter en dikker bij het samentrekken
Slide 19 - Tekstslide
Werking van een spier
• De spier krijgt een seintje van zenuwcellen.
• De spiervezels trekken hierdoor samen.
• De spier wordt korter en dikker.
• De spier trekt de botten waar hij aan vastzit, naar elkaar toe.
• Er ontstaat een beweging.
Spier samengetrokken: korter en dikker.
Spier ontspannen: lang en dun.
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht werking van de spieren:
Geef in beide situaties (gebogen en gestrekt) aan
welke spieren samengetrokken en welke ontspannen zijn.
Situatie 1 gebogen arm
Armbuigspier=
Armstrekspier=
Situatie 2 gestrekte arm
Armbuigspier=
Armstrekspier=
Slide 21 - Tekstslide
Antagonistisch paar(spieren)
Spieren waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft, noem je een antagonistisch paar.
Opdracht
Hoeveel antagonisten zijn er te vinden in de afbeelding?
schrijf ze op!
Tip: 1 antagonist = 2 spieren
Slide 22 - Tekstslide
Huiswerk
Opdracht 1, 2, 3, 4 en 5
blz 25 tm 27
Opdracht 1, 2, 3, 5 en 6
Blz 33 tm 35
Slide 23 - Tekstslide
Nr. 1. van afbeelding 1 is de gewrichtskogel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
De ribben en het borstbeen zijn verbonden door gewrichten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quizvraag
Hoe zit het staartbeen vast aan het heiligbeen?
A
naden
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
gewrichten
Slide 26 - Quizvraag
Welke beenverbindingen zijn beweeglijk?
A
2 en 3
B
1 en 2
C
1 en 3
Slide 27 - Quizvraag
Botten kunnen op verschillende manieren verbonden zijn. Noem de 4 beenverbindingen.
Slide 28 - Woordweb
Wat is de functie van gewrichtssmeer?
A
Slijtage voorkomen
B
Splinteren voorkomen
C
Schok voorkomen
D
Soepeler laten bewegen
Slide 29 - Quizvraag
Een naadverbinding is ...
A
een beetje beweeglijk.
B
beweeglijk.
C
niet beweeglijk.
Slide 30 - Quizvraag
Een kogelgewricht zit in je
A
onderarm en onderbeen.
B
schouder en heup.
C
opperarmbeen en ellepijp.
Slide 31 - Quizvraag
Hoe noem je het bot dat met een kogel vast zit in de kom van de heup?
A
opperarmbeen
B
dijbeen
C
ellepijp
D
spaakbeen
Slide 32 - Quizvraag
Vertel in eigen woorden wat je deze les geleerd hebt. Noem iets wat je nog niet wist.
Slide 33 - Open vraag
Leerdoelen §4.3
6. Je kunt de beenverbindingen beschrijven. 7. Je kunt de bouw van de gewrichten beschrijven. 8. Je kunt de werking beschrijven van het: scharniergewricht, kogelgewricht, rolgewricht.