Révision passé composé / imparfait

Le passé composé
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransSecundair onderwijs

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Le passé composé

Slide 1 - Tekstslide

Passé composé
1. être(!) / avoir
2. participe passé 
* -ER -> é
* -IR -> i
* -RE -> u
* verbes irréguliers !!!
3. (!) accord du participe passé : +e / +s

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

être ou avoir?

Slide 5 - Tekstslide

Je ... revenu

Slide 6 - Open vraag

Tu ... rangé

Slide 7 - Open vraag

Nous ... réfléchi

Slide 8 - Open vraag

Elles ... montées

Slide 9 - Open vraag

Ils ... vendu

Slide 10 - Open vraag

Lucie ... née

Slide 11 - Open vraag

Les enfants ... commencé

Slide 12 - Open vraag

Le participe passé
régulier et irrégulier(!)

Slide 13 - Tekstslide

fait

Slide 14 - Open vraag

manger

Slide 15 - Open vraag

descendre

Slide 16 - Open vraag

boire

Slide 17 - Open vraag

dire

Slide 18 - Open vraag

sortir

Slide 19 - Open vraag

avoir

Slide 20 - Open vraag

Conjugue au passé composé

Slide 21 - Tekstslide

Je (écouter)

Slide 22 - Open vraag

Elle (finir)

Slide 23 - Open vraag

Ils (attendre)

Slide 24 - Open vraag

Il (partir)

Slide 25 - Open vraag

Tu (prendre)

Slide 26 - Open vraag

Vous (voir)

Slide 27 - Open vraag

Nous (descendre)

Slide 28 - Open vraag

Je (lire)

Slide 29 - Open vraag

Elle (naître)

Slide 30 - Open vraag

L'imparfait

Slide 31 - Tekstslide

Quelle est la règle de l'imparfait
A
forme 'nous' à l'ind.prés +ais/ais/ait/ions/iez/aient
B
INFINITIF + ais/ais/ait/ions/iez/aient
C
INFINITIF - ER + e/es/e/ons/ez/ent
D
être/avoir à l'ind.prés. + participe passé

Slide 32 - Quizvraag

PSSSSSST...
DUS het is super belangrijk dat je ook voor deze tijd de vervoegingen in de indicatif présent goed kent!

Slide 33 - Tekstslide

Il y a UN verbe irrégulier à l'imparfait, lequel?

Slide 34 - Open vraag

Tu (habiter)

Slide 35 - Open vraag

Elle (sortir)

Slide 36 - Open vraag

Nous (vendre)

Slide 37 - Open vraag

Vous (avoir)

Slide 38 - Open vraag

Ils (finir)

Slide 39 - Open vraag

Je (faire)

Slide 40 - Open vraag

Nous (étudier)

Slide 41 - Open vraag

Vous (mettre)

Slide 42 - Open vraag