5H 13.3 Immuniteit

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afweer
13.1 Bescherming
13.2 Aangeboren en verworven afweer 
13.3 Immuniteit
13.4 Transplantatie en bloedtransfusie




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Immuniteit


Hoe kan dit?




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Primaire en secundaire immuunreactie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infectie antigeen: EERSTE keer

Je immuunsysteem kent de antigenen NIET.

Je wordt ziek. 

Het immuunsysteem gaat B- en T-lymfocyten maken.

Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt.

Er blijven geheugencellen achter. 
Je bent (tijdelijk) IMMUUN.

Infectie antigeen: TWEEDE + volgende keren

Je immuunsysteem herkent de antigenen WEL.

De geheugen B en/of T-lymfocyten worden direct actief.

Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt.

Je wordt niet ziek. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Leerdoelen 
  • Uitleg basisstof 13.3 --> Immuniteit
  • Met openvragen en Quizvragen
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de incubatietijd?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de incubatietijd van het griepvirus?
A
1-4 dagen
B
5-7 dagen
C
2-3 dagen
D
1-2 weken

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent een incubatietijd van 15 jaar?
A
dat je 15 jaar lang besmet bent
B
dat je 15 jaar lang ziek bent
C
dat je pas over 15 jaar ziek wordt
D
dat je 15 jaar lang besmet bent en daarna pas ziek wordt.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 De ziekte vCJD heeft een lange incubatietijd, tot wel tientallen jaren;
2 Prionen bevinden zich voornamelijk in het centrale zenuwstelsel van de besmette koeien en niet in het spierweefsel;
3 Pas na overlijden kan bij een autopsie de ziekte vCJD met zekerheid worden vastgesteld.
Welke van deze gegevens kan of welke kunnen het tot op heden relatief geringe aantal diagnoses vCJD verklaren?
A
Alleen 1 en 3
B
Alleen 1 en 2
C
Alleen 2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Immuun
Word je nog een keer besmet met dezelfde ziekteverwekker, dan herkennen deze geheugencellen de antigenen en gaan ze antistoffen maken voordat je ziek wordt (meestal) = secundaire reactie
Na een infectie maakt je geheugencellen tegen de ziekteverwekker = primaire reactie. 

Slide 14 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe je immuun wordt.

Bijvoorbeeld : 
Waterpokken maar 1x in je leven.
De geheugencellen herkennen de antigenen van de ziekteverwekker en maken snel antistoffen. Je bent immuun.
Antiserum = bloedplasma zonderstollingseiwitten. Het bevat veel specifieke antistoffen. 
Als dit van een dier afkomstig is dan heeft dit als nadeel dat de andere antistoffen in het bloedplasma kunnen leiden tot een allergische reactie.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actieve immuniteit
Je lichaam maakt zelf antistoffen: 
 
1. Door besmetting met een ziekteverwekker.
OF
2. Door vaccinatie met antigenen van de ziekteverwekker.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passieve immuniteit
Je krijgt antistoffen binnen:

1. Door een injectie met antistoffen (= serum)
OF
2. Bij baby's via de moeder (tijdens zwangerschap of borstvoeding)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij actieve immuniteit maakt je lichaam zelf antistoffen en ook geheugen-cellen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunstmatige immuniteit
  • Met een vaccin worden onschadelijk gemaakte antigenen in het bloed ingebracht
  • Het lichaam gaat antistoffen maken. (en geheugencellen)
  • Als je in aanraking komt met de echte ziekteverwekkers kunnen de witte bloedcellen gelijk nieuwe antistoffen maken.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunstmatige immuniteit
Actief: verhit materiaal van virus of bacterie inspuiten.
Passief: persoon krijgt antistoffen ingespoten (serum).



Actief
Passief

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke immuniteit
  • Je bent eerder geïnfecteerd door een ziekteverwekker 
  • Je witte bloedcellen hebben daardoor 
     onthouden welke antistof ze moeten maken om
     deze indringer te verslaan. (= geheugencellen)
  • Bij een nieuwe infectie wordt je niet meer 
     ziek omdat er direct antistoffen gemaakt 
     kunnen worden.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaccineren
Rijksvaccinatieprogramma: Om kinderen te vaccineren tegen ziektes waar je vroeger dood aan kon gaan / of afwijking van kunt krijgen. 




Slide 22 - Tekstslide

Corona: 77% volledig gevaccineerd
Soorten vaccins
  • Vaccins met verzwakte of geïnactiveerde ziekteverwekkers
  • Eiwitvaccin (nagemaakt antigeen)
  • Vector-vaccin (stukje RNA/DNA ziekteverwekker wordt ingebracht in een niet ziekmakend virus.  
  • RNA-vaccin (stukje RNA van de ziekteverwekker in vetbolletje)
Vaccinatie = toediening van een stof die je afweersysteem activeert.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het vaccin

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke aantekening
Immunisatie
(= weerstand opbouwen tegen zw.)

Natuurlijk

Kunstmatig


Actief



Passief 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke aantekening
Immunisatie
(= weerstand opbouwen tegen ziekteverw.)

Natuurlijk

Kunstmatig


Actief

Normaal ziekte doorlopen en (B- en T-) geheugencellen opbouwen

(opzettelijk) gevaccineerd worden met alleen antigeen of verzwakte ziekteverwekker 




Passief 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Immunisatie
(= weerstand opbouwen tegen ziekteverw.)

Natuurlijk

Kunstmatig


Actief

Normaal ziekte doorlopen en (B- en T-) geheugencellen opbouwen

(opzettelijk) gevaccineerd worden met alleen antigeen of verzwakte ziekteverwekker 




Passief 


Antistoffen binnenkrijgen 



Antistoffen binnenkrijgen
Voorbeelden? Waarom nodig?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Immuniteit samengevat
Natuurlijke immuniteit
Immuniteit op een natuurlijke manier verkregen (bv. eerst zelf ziek geworden)
Kunstmatige immuniteit
Immuniteit op een kunstmatige manier verkregen (vaccin of antistoffen toedienen)


Actieve immunisatie (langdurig effect)
Je eigen immuunsysteem (B en T-lymfocyten) wordt actief en vormen geheugencellen
Passieve immunisatie (tijdelijk effect)
Inspuiten van antistoffen 
(ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt, maar je eigen immuunsysteem doet niets)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NATUURLIJKE immuniteit
door
actieve immunisatie

Je eigen witte bloedcellen zijn actief

Je wordt ziek 
--> 
Immuunsysteem wordt geactiveerd
Ziekteverwekker onschadelijk gemaakt.
Geheugencellen blijven achter
Je bent immuun!

 
KUNSTMATIGE immuniteit 
door
actieve immunisatie

Je eigen witte bloedcellen zijn actief

Je wordt gevaccineerd (beetje last)
--> 
Immuunsysteem wordt geactiveerd
Ziekteverwekker onschadelijk gemaakt.
Geheugencellen blijven achter
Je bent immuun!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 2 reden waarom iemand vaak verkouden is.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moeten mensen elk jaar opnieuw gevaccineerd worden tegen de griep?
A
Het vaccin is na een jaar uitgewerkt.
B
Alle antistoffen zijn na een jaar afgebroken.
C
De geheugencellen raken uitgewerkt.
D
Het griepvirus verandert steeds.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kamelen leveren nuttige
antistoffen tegen slangenbeten

Kamelen blijken zeer nuttig te zijn bij het maken van antigif tegen slangenbeten. Hun bloed is beter bestand tegen temperatuurschommelingen en beduidend stabieler dan het bloed van paarden, de stof die tot dusver overwegend wordt gebruikt bij het fabriceren van antigif.


Het bedrijf spuit kamelen in met een beetje slangengif. De woestijndieren maken dan antistof aan. Het bedrijf haalt de antistoffen dan uit het bloed, zodat mensen de beten van giftige slangen kunnen overleven. Het probleem van antistoffen uit paardenbloed is dat een mens die slechts eenmaal kan krijgen.



Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is het inspuiten van antistoffen uit paardenbloed voorbeeld van actieve, passieve, natuurlijke of kunstmatige immunisatie?

A
Passief en kunstmatig
B
Passief en natuurlijk
C
Actief en kunstmatig
D
Actief en natuurlijk

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de reden is dat mensen maar eenmaal antistoffen uit paardenbloed kunnen krijgen?


Bij een tweede toediening kan een heftige reactie optreden, omdat je lichaam geheugencellen heeft aangemaakt tegen de antistoffen uit paardenbloed. Dan moet het antiserum uit een ander dier komen.



Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de reden is dat mensen maar eenmaal antistoffen uit paardenbloed kunnen krijgen?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het binnenkrijgen van antistoffen via moedermelk een voorbeeld van actieve, passieve, natuurlijke of kunstmatige immunisatie?

A
Passief en kunstmatig
B
Passief en natuurlijk
C
Actief en kunstmatig
D
Actief en natuurlijk

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antiserum = bloedplasma zonderstollingseiwitten. Het bevat veel specifieke antistoffen. 
Als dit van een dier afkomstig is dan heeft dit als nadeel dat de andere antistoffen in het bloedplasma kunnen leiden tot een allergische reactie.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is het immuun worden voor een ziekte door een vaccin een voorbeeld van actieve, passieve, natuurlijke of kunstmatige immunisatie?

A
Passief en kunstmatig
B
Passief en natuurlijk
C
Actief en kunstmatig
D
Actief en natuurlijk

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antiserum = bloedplasma zonderstollingseiwitten. Het bevat veel specifieke antistoffen. 
Als dit van een dier afkomstig is dan heeft dit als nadeel dat de andere antistoffen in het bloedplasma kunnen leiden tot een allergische reactie.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Lezen 13.3 
Maken opdracht 35 t/m 47 



Herhalen en/of extra oefenen

Playlist uitlegvideo's

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bloedtransfusie met "verkeerde" bloedgroep
Antistoffen breken de rode bloedcellen af en bloed gaat klonteren.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bloedgroepen     A     AB    B   nul
Op de celmembraan van de rode bloedcel zitten antigenen.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Link

Deze slide heeft geen instructies