hoofdstuk 2 Europa

EUROPA H2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

EUROPA H2

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de drie kenmerken van een gevangenendilemma?

Slide 2 - Open vraag

- Twee spelers die van elkaar niet weten wat ze besluiten.
- Er is sprake van een dominante strategie.
- De optimale uitkomst komt niet tot stand omdat de spelers hun eigenbelang volgen.

Slide 3 - Tekstslide


A
Er is geen dominante strategie.
B
De dominante strategie is voor beiden bekennen.
C
De dominante strategie is voor beiden niet bekennen.

Slide 4 - Quizvraag

Waarom A?
Als Woeste Willem bekent, kan Vieze Gerrit beter bekennen, want 7 jaar is beter dan 10 jaar.


Slide 5 - Tekstslide

Waarom A?
Als Woeste Willem bekent, kan Vieze Gerrit beter bekennen, want 7 jaar is beter dan 10 jaar.

Als Woeste Willem ontkent, kan Vieze Gerrit beter ontkennen, want 0 jaar is beter dan 2 jaar.


Er is dus niet één strategie die altijd werkt!

Slide 6 - Tekstslide


Welke stelling is juist? (Hoe hoger het getal, hoe beter)
A
Alleen Speler 1 heeft een dominante strategie
B
Alleen Speler 2 heeft een dominante strategie
C
Beide spelers hebben een dominante strategie
D
Beide spelers hebben geen dominante strategie

Slide 7 - Quizvraag

Waarom A?
Als speler 2 kiest voor C, moet speler 1 kiezen voor B, want 6 is beter dan 3.

Als speler 2 kiest voor D, moet speler 1 kiezen voor B, want 4 is beter dan 2.

Speler 1 heeft dus een dominante strategie, B.

Slide 8 - Tekstslide

Waarom A?
Als speler 1 kiest voor A, moet speler 2 kiezen voor D, want 3 is beter dan 2.

Als speler 1 kiest voor B, moet speler 2 kiezen voor C, want 4 is beter dan 2.


Speler 2 heeft dus geen dominante strategie.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de dominante strategie van H&M?
A
Wel korting geven, want 30 is meer dan 20 en 18 is meer dan 15
B
Wel korting geven, want 20 is meer dan 15 en 30 is meer dan 18
C
geen korting geven, want 20 is meer dan 15
D
geen korting geven, want 35 is meer dan 25

Slide 10 - Quizvraag

Samenwerking tussen landen bevordert de internationale handel
Tekst
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Milieumaatregelen van het ene land hebben geen effect op een ander land
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Een meelifter profiteert van de inspanningen van anderen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Een meelifter kan via collectieve dwang gedwongen worden mee te doen of mee te betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Samenwerking in Europa
De landen van Europa werkt op veel gebieden samen:
- milieubeleid
- immigratiebeleid
- landbouwbeleid

Slide 15 - Tekstslide

Samenwerking leidt tot gezamenlijke afspraken. En daarmee tot het voorkomen van een "prisoners dilemma".

Wat zou er gebeuren als één land in Europa strenger is op het gebied van het toelaten van vluchtelingen?

Wie geeft antwoord?

Slide 16 - Tekstslide

Feitelijk is het zo dat als één land strenger is, terwijl de andere landen een relatief zacht beleid hebben op het gebied van vluchtelingen, dit ene land minder vluchtelingen naar zich toe zal krijgen. Hij lift mee op de keuze van de anderen.

Oplossing: collectieve dwang!

Slide 17 - Tekstslide

Ook op het gebied van milieu-eisen speelt dit prisoners dilemma een rol.

Vaak heeft streng milieubeleid door één land gevolgen voor andere landen. Dit strenge milieubeleid zorgt voor schonere lucht. En daar profiteren andere landen natuurlijk ook van. 

Slide 18 - Tekstslide

Als één land een streng beleid voert, terwijl andere landen dit niet doen, maar die andere landen profiteren wel van dit strenge beleid, dan noemen we dat meeliftersgedrag.

Om te zorgen dat iedereen zich aan afspraken houdt wordt er samengewerkt in Europa. Die samenwerking leidt tot een vorm van collectieve dwang: met elkaar dwing je naleving van afspraken na.

Slide 19 - Tekstslide

In het hoofdstuk wordt gesproken over externe effecten. Strakke definitie!!!

Slide 20 - Tekstslide

In het hoofdstuk wordt gesproken over externe effecten. Strakke definitie!!!

Extern effect = bijkomend effect van productie en consumptie dat niet in de prijs van het product is opgenomen

Slide 21 - Tekstslide

Extern effect = bijkomend effect van productie en consumptie dat niet in de prijs van het product is opgenomen

De producent vervuilt de lucht, maar hoeft daar niets voor te betalen (negatief extern effect)

Slide 22 - Tekstslide

Extern effect = bijkomend effect van productie en consumptie dat niet in de prijs van het product is opgenomen

Voetbalsupporters betalen een prijs voor een voetbalkaartje. Maar ze gaan daarna ook nog even de stad in voor een biertje, dit is goed voor de horeca. Deze ondernemers profiteren hiervan, maar dit zit niet in de prijs van het voetbalkaartje (positief extern effect).

Slide 23 - Tekstslide

Maken (deze bespreken we kort in de volgende les):

- opgave 2.4, 2.5, 2.8 en 2.9.

De overige opgaven maken en zelf nakijken. De antwoorden staan op de ELO. 

Slide 24 - Tekstslide

Maken (deze bespreken we kort in de volgende les):

- opgave 2.4, 2.5, 2.8 en 2.9.

De overige opgaven maken en zelf nakijken. De antwoorden staan op de ELO. Ja, ook de antwoorden van de genoemde opgaven. In de bespreking wil ik de definities nog eens herhalen.

Slide 25 - Tekstslide