§5 Laag Nederland (TH)

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 2

§5 Laag Nederland

Leerdoelen

1. Je weet wat veen is.

2. Je weet wat dijken en polders zijn.

3. Je begrijpt waarom er veel klei en veen in Laag-Nederland voorkomt en hoe de mens daar bruikbare landbouwgrond van heeft gemaakt.

4. Je moet op een topografische kaart de kenmerken van Laag-Nederland aangeven.

NAP

Laag Nederland

• Grote delen van Nederland liggen dus onder NAP.
• Vaak onderspoeld.
• Hierdoor ontstonden stranden en duinen.
• Water kwam en sloeg gat. Hierdoor soort Waddenzee.
• Soms veel water, soms weinig water (eb en vloed).
• Klei op bodem --> moeras.
• Plantenresten --> veen

Noorden

In Friesland en Groningen liep telkens het land onder water.

Daarom bouwden ze terpen.

Later ook dijken.

Polders

- Door de bouw van dijken rondom de terpen ontstonden polders.

 - Water wegpompen met molens / machines.

Weektaak

• Lezen §5

• Beantwoorden leerdoelen

• Maken opdr. §5

• Oefenen topografie Nederland

--> Koppel rivieren/landstreken en eilanden aan bijvoorbeeld plekken. 

Bijv. De Maas stroomt door Maastricht en bovenlangs Den Bosch.