Politiek H2: Politiek stromingen

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
1. Uitleg Politieke stromingen: Populisme (10 min.) 
2. Video: Uil van Minerva (10 min.)
3. Zelf aan de slag: Liberalisme, socialisme en confessionalisme (rest van de les) 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 
1. Je kunt uitleggen waar elke politieke stroming voor staat 
2. Je kunt uitleggen welke groep elke politieke stroming vertegenwoordigt 
3. Je kunt politieke stromingen herkennen in een nieuwe context 
4. Je kunt aangeven wat de kenmerken zijn populisme 
5. Je kunt populisme herkennen in een nieuwe context. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Geef een argument waarom dit wel populisme is en een argument waarom dit juist niet populisme is.

Slide 8 - Open vraag

Opdracht 
Lees Blz. 73 t/m 75 van je tekstboek over politieke stromingen. Beantwoord vervolgens de vragen op de volgende pagina's. Zorg dat dit afgerond is voor de volgende les. 

Slide 9 - Tekstslide

Welke taken hebben de overheid en de burgers volgens liberalen?

Slide 10 - Open vraag

Welke twee soorten liberalisme bestaan er en wat zijn de belangrijkste verschillen?

Slide 11 - Open vraag

Waarom is het socialisme ontstaan en wat is hun belangrijkste doel?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het belangrijkste verschil tussen communisme en sociaaldemocraten?

Slide 13 - Open vraag

Welke taken heeft de overheid volgens socialisten?

Slide 14 - Open vraag

Waar baseren confessionalisten hun standpunt vooral op.

Slide 15 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een confessioneel standpunt en leg uit waarom dit standpunt goed bij confessionelen past?

Slide 16 - Open vraag

Wat is naastenliefde en noem een voorbeeld van naastenliefde die jij ooit hebt laten zien.

Slide 17 - Open vraag

Welke rol spelen de overheid en de burgers in de samenleving volgens het confessionalisme.

Slide 18 - Open vraag

communisme
Politiek op de bijbel gebaseerd
PvdA en SP 
Goed voor de aarde zorgen 
Gelijkwaardigheid 
Vrijheid 
Kleine overheid
Liberalisme 
Overheid moet veel doen: voor zwakkere zorgen 
Overheid moet zich niet met ons bemoeien 
CDA en SGP
VVD en D66 
Naastenliefde 
Burgers en overheid moeten samenwerken 
Socialisme 
confessionalisme 

Slide 19 - Sleepvraag

Hieronder zie je een aantal standpunten van politieke ideologieën:
I. Economische vrijheid is een belangrijke waarde.
II. De overheid beperkt zich tot enkele kerntaken, zoals justitie en onderwijs.
III. Te veel persoonlijke vrijheid leidt tot onrechtvaardigheid.
Welke van deze standpunten zijn kenmerkend voor het liberalisme?
A
Alleen I.
B
I en II.
C
I en III.
D
Alle kenmerken.

Slide 20 - Quizvraag

Hieronder zie je een aantal standpunten van politieke ideologieën:
I. Er is een grote rol weggelegd voor het maatschappelijke middenveld.
II. De overheid heeft een aanvullende rol in de economie.
III. Zorgzaamheid is een belangrijke waarde.
Welke van deze standpunten zijn kenmerkend voor de christendemocratie?

A
Alleen I.
B
I en II.
C
I en III.
D
Alle kenmerken.

Slide 21 - Quizvraag

Hieronder zie je een aantal standpunten van politieke ideologieën:
I. Een eerlijke verdeling van kennis, macht en inkomen is een doel.
II. Mensen zijn verantwoordelijk voor elkaar; de overheid stuurt aan op een daadkrachtig middenveld.
III. De overheid heeft een actieve rol in het behoud van de verzorgingsstaat.
Welke van deze standpunten zijn kenmerkend voor de sociaaldemocratie?
A
Alleen I.
B
I en II.
C
I en III.
D
Alle kenmerken.

Slide 22 - Quizvraag

Welke uitspraak over populisme is juist?
I. Populisme is geen echte ideologie, maar meer een stijl van politiek bedrijven, bijvoorbeeld door zich af te zetten tegen de elite.
II. Je hebt rechtse populisten,(zoals Le Pen van Front National), maar geen linkse.
III. Populisten hebben vaak nationalistische standpunten.
A
I en III zijn juist.
B
I, II en III zijn juist.
C
I en III zijn juist.
D
Alleen I is juist.

Slide 23 - Quizvraag

Bij welke van de politieke stromingen pas jij het best? Leg je antwoord uit

Slide 24 - Open vraag