Blok 7 week 1
Cola woord
1 / 28
Onderdelen in deze les
Cola woord
Slide 1 - Woordweb
Wat is het onderwerp?
Op de binnenplaats staat een verrassing.
Op de binnenplaats staat een verrassing.
A
Staat
B
op de binnenplaats
C
een verrassing
D
allemaal fout
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het onderwerp ?
Hij vindt hem een opschepper.
Hij vindt hem een opschepper.
A
vindt
B
hij
C
opschepper
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
De hond sluipt door het bos.
De hond sluipt door het bos.
A
De hond
B
sluipt
C
door
D
het bos
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Maartje zingt een liedje in de klas.
Maartje zingt een liedje in de klas.
A
Maartje
B
zingt
C
een liedje
D
in de klas
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
De celdeur piept.
De celdeur piept.
A
de celdeur
B
piept
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Nordin pakte zijn gitaar.
Nordin pakte zijn gitaar.
A
Nordin
B
pakte
C
gitaar
D
zijn gitaar
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
De bus heeft op de snelweg gereden.
A
De bus
B
heeft
C
de snelweg
D
gereden
Slide 9 - Quizvraag
We hebben een lied gezongen.
A
we
B
hebben
C
een lied
D
gezongen
Slide 10 - Quizvraag
Jullie worden door mij gezocht.
A
door
B
worden
C
gezocht
D
mij
Slide 11 - Quizvraag
Zij heeft haar nicht bedankt.
A
heeft
B
zij
C
bedankt
D
haar nicht
Slide 12 - Quizvraag
De juf heeft gisteren wat muntjes uitgedeeld.
A
uitgedeeld
B
heeft
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
In welke tijd staat deze zin?
Ik heb de kat uit de boom gered.
Ik heb de kat uit de boom gered.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd
Slide 15 - Quizvraag
In welke tijd staat de zin?
'Ik verkleed me voor het feestje'
'Ik verkleed me voor het feestje'
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 16 - Quizvraag
In welke tijd staat de zin?
'Gisteren is me ook al zoiets overkomen'.
'Gisteren is me ook al zoiets overkomen'.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 17 - Quizvraag
In welke tijd staat de zin?
'Jullie zijn langs opa geweest.'
'Jullie zijn langs opa geweest.'
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 18 - Quizvraag
In welke tijd staat de zin:
Is Mirjam een nieuwsgierig aagje?
Is Mirjam een nieuwsgierig aagje?
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd
C
voltooide tijd
Slide 19 - Quizvraag
woord 1
Slide 20 - Open vraag
Woord 2
Slide 21 - Open vraag
Woord 3
Slide 22 - Open vraag
Woord 4
Slide 23 - Open vraag
Woord 5
Slide 24 - Open vraag
Woord 6
Slide 25 - Open vraag
Zin
Slide 26 - Open vraag
In welke zin staat de dubbele punt juist?
A
Ik woon in: Maastricht !
B
Ik houd van: appels, peren en bananen.
C
Blijf van mijn spullen: af!
D
Mijn naam is: Piet!
Slide 27 - Quizvraag
In welke zin staat de dubbele punt juist?
A
De juf zegt: 'Ik vind het hier leuk'.
B
De juf zegt 'Ik: vind het hier leuk!'
C
De juf: zegt 'Ik vind het hier leuk!
