Geef aan welke begrippen / omschrijvingen in de tweede kolom horen bij de verschillende marktvormen in de eerste kolom. Je mag elk begrip maar één keer gebruiken.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Opgave 1: Marktvormen
Geef aan welke begrippen / omschrijvingen in de tweede kolom horen bij de verschillende marktvormen in de eerste kolom. Je mag elk begrip maar één keer gebruiken.
Slide 1 - Tekstslide
Uitwerking opgave 1
1) b
2) a
3) c
4) e
5) d
Slide 2 - Tekstslide
Opgave 2: Volkomen concurrentie
De totale kostenfunctie van een producent op een markt met volkomen concurrentie kan als volgt worden weergegeven: TK = q^2 + 6q + 10, waarbij q in 1.000 stuks is. De MK wordt gegeven door: MK = 2q + 6
Verder is gegeven dat de marktprijs gelijk is aan € 15.
a) Bepaal de functie van de totale variabele kosten.
Slide 3 - Tekstslide
We veronderstellen dat deze producent streeft naar maximale winst.
b) Bereken de maximale winst.
De MK-functie en GTK-functie van de producent zijn hieronder weergegeven. Stel dat de marktprijs is gestegen naar € 20.
c) Arceer de oppervlakte die de maximale totale winst weergeeft.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Uitwerking opgave 2
a) TVK = q^2 + 6q
b) MO = MK 15 = 2q + 6 2q = 9 q = 4,5
TO = 4,5 x 1000 x € 15 = € 67.500
TK = (4,5)^2 + 6 x 4,5 + 10 = 57,25
TK = 57,25 x 1000 = € 57.250
TO – TK = € 67.500 - € 57.250 = € 10.250
Slide 6 - Tekstslide
c)
Slide 7 - Tekstslide
Opgave 3: Volkomen concurrentie
Een producent heeft te
maken met het in de
figuur weergegeven verloop
van de marginale kosten (MK),
de gemiddelde variabele
kosten (GVK) en de gemiddelde
totale kosten (GTK).
Slide 8 - Tekstslide
Aanvankelijk heeft deze producent te maken met prijsafzetlijn 1.
Hij streeft naar maximale totale winst.
a) Waaruit blijkt dat deze producent hoeveelheidsaanpasser is?
b) Bij welk aantal eenheden product behaalt de producent maximale totale winst?
c) Bereken de omvang van de maximale totale winst.
grafiek
Slide 9 - Tekstslide
Door toetreding van concurrenten tot de markt daalt de marktprijs. In de nieuwe situatie geldt voor de producent prijsafzetlijn 2.
d) Leg uit dat voor de producent dan alleen kostendekking mogelijk is.
Slide 10 - Tekstslide
Uitwerking opgave 3
a) De verkoopprijs is voor de producent een gegeven; hij kan geen invloed uitoefenen op deze prijs.
b) Voor de prijsafzetlijn geldt: p = MO; er is sprake van maximale totale winst als
MO= MK. Dit is het geval bij 5.000 eenheden product.
d) Als prijsafzetlijn 2 (= de GO-lijn; voor de prijsafzetlijn geldt immers p = MO = GO) de GTK-lijn in zijn laagste punt raakt, is er sprake van kostendekking omdat GO = GTK. (Bij elke andere productieomvang wordt verlies geleden: GTK > GO.)
Slide 12 - Tekstslide
Opgave 4: Monopolie
Op een markt is de collectieve vraaglijn: qv = -⅓ p + 60
De aanbieder op deze markt is monopolist.
a) Bepaal de prijsafzetlijn van de monopolist.
De MO-functie van de monopolist wordt gegeven door
MO = -6q + 180
Slide 13 - Tekstslide
De totale kosten zijn: TK = 60q + 800. De MK wordt gegeven door: MK = 60
b) Bepaal de productieomvang en de prijs waarbij de monopolist maximale winst behaald.
c) Bereken de hoogte van de maximale winst.
Slide 14 - Tekstslide
Uitwerking opgave 4
a) qv = -⅓ p + 60 ⅓p = -q + 60 p = -3q + 180
b) MO = MK -6q + 180 = 60 -6q = -120
q = 20
p = -3 x 20 + 180 = 120
c) TO = p x q = 120 x 20 = 2400
TK = 60 x 20 + 800 = 2000
TW = 2400 – 2000 = 400
Slide 15 - Tekstslide
Opgave 5: Monopolie
Hiernaast is de situatie van
een prijszetter getekend.
Slide 16 - Tekstslide
Geef in de grafiek aan:
a) De prijs waarbij maximale winst behaald wordt. (Noem dit pa)
b) De prijs waarbij winst noch verlies gemaakt wordt. (Noem dit pb)
c) De prijs waarbij de omzet maximaal is. (Noem dit pc)
d) Het break-even-punt.
e) Arceer de maximale winst.
Slide 17 - Tekstslide
Uitwerking opgave 5
Slide 18 - Tekstslide
Opgave 6: Minimumprijs
In de EU is de vraag- en aanbodfunctie van een bepaald landbouwproduct gegeven:
qv = -1,25p + 10
qa = p + 1
q in miljoenen kilo’s en p in euro’s per kilo.
a) Teken deze vraag- en aanbodfunctie in één grafiek.
Slide 19 - Tekstslide
De EU heeft een garantieprijs ingesteld van € 5 per kilo en tevens heft zij invoerrechten op de import van het landbouwproduct.
b) Bereken hoeveel het opkopen van het overschot kost.
c) Arceer het gebied in de grafiek die de waarde van het opkopen weergeeft.
d) Waarom gaat een garantieprijs altijd samen met invoerheffingen?
Slide 20 - Tekstslide
Stel dat de EU de garantieprijs en de importheffingen afschaft.
e) Wie profiteren hier van en wie ondervinden hier nadeel van? Verklaar je antwoord.
Slide 21 - Tekstslide
Uitwerking opgave 6
a)
Slide 22 - Tekstslide
b) qa = 5 + 1 = 6 qv = -1,25 x 5 + 10 = 3,75
overschot is 6 – 3,75 = 2,25 miljoen
€ 5 x 2,25 mln. = € 11,25 miljoen
c) zie grafiek bij a.
d) De garantieprijs ligt hoger dan de wereldmarktprijs. Als er geen invoerheffingen zouden zijn, zouden de aanbieders van buiten de EU hun producten tegen een lagere prijs dan de garantieprijs op de Europese markt kunnen brengen.
Slide 23 - Tekstslide
e) Consumenten in de EU profiteren, omdat de prijs van de producten lager wordt. Belastingbetalers in de EU hoeven niet meer op te draaien voor de kosten van het opkopen, en hebben dus voordeel.
Ook producenten van buiten de EU profiteren, omdat zij hun producten nu goedkoper op de Europese markt kunnen brengen en dus meer kunnen verkopen.
De boeren in de EU ondervinden uiteraard nadeel, omdat ze nu een lagere prijs krijgen voor de producten.
De EU ondervindt nadeel, omdat ze nu invoerrechten misloopt.