Hoofdstuk 3.8 grammatica (les 1/2) blokuur

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Leg alvast klaar:

• je etui en je schrift;
  
• je leerwerkboek op pagina 179;
• je laptop (dicht).

Planning

• Huiswerk bespreken
• Uitleg soorten werkwoorden 3.8
• Werkmoment
• Pauze
• Werkmoment / nakijken
• Afsluiten van de les
  

Huiswerk bespreken

• 3.7 in je leerwerkboek: 8 en 10. (pagina 179)
• 3.8 maak je in je leerwerkboek opdracht 1.
  

Let op bij opdracht 1! Alleen: noteer het gezegde en kies of het wg of ng is.

opdr. 8

op. 10

Opdracht 1 van 3.8

1b: waren aan het zingen

1c: was onbekend

1d: werd een beetje ongeduldig

1e: had gesloten

1f: zijn boos gebleven

1g: heeft ingeslagen

Soorten werkwoorden 3.8

Je kunt de volgende werkwoorden in een zin benoemen en je weet welke kenmerken erbij horen:

• zelfstandig werkwoord
• koppelwerkwoord
• hulpwerkwoord

ww kun je aanpassen (vervoegen)

• aan de persoon: ik loop, wij lopen
• aan de tijd: ik loop, ik liep

Uitlegfilmpje

Maak aantekeningen bij het filmpje.

Wat leer je over het zww: zelfstandig werkwoord?

Wat leer je over het kww: koppelwerkwoord?

Wat leer je over het hww: hulpwerkwoord?

Uitlegfilmpje: theorie p. 182

	zww	hww	kww
duidelijke betekenis	ja	nee	nee
kan in zijn eentje in gezegde staan	ja	nee	nee
hoort bij wg en/of ng	wg	wg / ng	ng
staat er maar 1 van in een gezegde	ja		ja

heeft nog aanvulling nodig

Welk soort werkwoord?

We zouden het moeten kunnen verbieden.

Welk soort werkwoord?

We zouden het moeten kunnen verbieden.

We moeten het kunnen verbieden.

We kunnen het verbieden.

We verbieden het. zww

Veel gebruikte HWW's: hebben, zijn, worden, zullen, willen, kunnen, moeten.

Een werkwoord met een duidelijke betekenis is een:

1. zww
2. hww
3. kww

Een werkwoordelijk gezegde heeft altijd een hww.

1. waar
2. niet waar

Ze is thuis gebleven.

1. hww=is zww=gebleven
2. hww=is kww=gebleven

Ze is enthousiast gebleven.

1. hww=is zww =gebleven
2. hww= is kww=gebleven

Leertekst p. 185

Sommige werkwoorden kunnen zowel een zww, hww als kww zijn. Bijvoorbeeld blijven.

Hij is thuis gebleven. => onderwerp doet iets

Ze blijft lachen => onderwerp doet iets

Ze is enthousiast gebleven => onderwerp is iets

Werkmoment

Maak in je leerwerkboek:

• opdracht 1 deel twee: benoem de vetgedrukte woorden
• opdrachten 3, 4 en 5
• lees/leer de leerteksten op pagina 182 en 183.

Hulp bij opdracht 4

werkwoord	woordsoort	bij kww: ng
werden	kww	werden een van de rijkste koppels ter wereld
wonnen	zww

Pauze

Werkmoment

Maak in je leerwerkboek:

• opdracht 1 deel twee: benoem de vetgedrukte woorden
• opdrachten 3, 4 en 5
• lees/leer de leerteksten op pagina 182 en 183.

Antwoorden

Antwoorden komen op het bord

Kijk na met een andere kleur

Hoeveel heb je er goed?

Welke vragen heb je nu?

Afsluiting

• Vrijdag: huiswerk af
• Woordspelletjes mee