Hoofdstuk 3 grammatica (les 6 di werkwoordsoorten)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je schrift;
  • je leerwerkboek;
  • je laptop (dicht).
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je schrift;
  • je leerwerkboek;
  • je laptop (dicht).

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg soorten werkwoorden 3.8
  • Werkmoment
  • Wat weet je nu?
  • Afsluiten van de les

Slide 2 - Tekstslide

Soorten werkwoorden 3.8
Je kunt de volgende werkwoorden in een zin benoemen en je weet welke kenmerken erbij horen:
  • zelfstandig werkwoord
  • koppelwerkwoord
  • hulpwerkwoord

Slide 3 - Tekstslide

Uitlegfilmpje
zww
hww
kww
duidelijke betekenis
ja / nee
ja / nee
ja / nee
kan in zijn eentje in gezegde staan
ja / nee
ja / nee
ja / nee
hoort bij wg en/of ng
wg / ng
wg / ng
wg / ng
staat er maar 1 van in een gezegde
ja / nee
ja / nee
ja / nee

Slide 4 - Tekstslide

Uitlegfilmpje
zww
hww
kww
duidelijke betekenis
ja
nee
nee
kan in zijn eentje in gezegde staan
ja
nee
nee
hoort bij wg en/of ng
wg 
wg / ng
 ng
staat er maar 1 van in een gezegde
ja 
ja / nee
ja 
heeft nog aanvulling nodig

Slide 5 - Tekstslide

Welk soort werkwoord?
We zouden het moeten kunnen verbieden.

Slide 6 - Tekstslide

Welk soort werkwoord?
We zouden het moeten kunnen verbieden.
We moeten het kunnen verbieden.
We kunnen het verbieden.
We verbieden het. zww

Veel gebruikte HWW's: hebben, zijn, worden, zullen, willen, kunnen, moeten.

Slide 7 - Tekstslide

Werkmoment
  • Maak van 3.8 opdrachten: 1, 4, 6 en 7.
  • Klaar? Begin met Test jezelf van 3.7.
  • 9.20 uur quiz: wat weet je nu?

Slide 8 - Tekstslide

Een werkwoord met een duidelijke betekenis is een:
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 9 - Quizvraag

Een werkwoordelijk gezegde heeft altijd een hww.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Ze is thuis gebleven.
A
wg hww=is zww=gebleven
B
ng hww=is kww=gebleven

Slide 11 - Quizvraag

Ze is enthousiast gebleven.
A
wg hww=is zww =gebleven
B
ng hww= is kww=gebleven

Slide 12 - Quizvraag

Afsluiting
  • Donderdag verder met Test Jezelf.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link