H4.1

Hoe maak je dat?
Leerdoelen deze les:
Wat is produceren en hoe doen we dit?
Wat is een bedrijfskolom?
Wat betekent toegevoegde waarde?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoe maak je dat?
Leerdoelen deze les:
Wat is produceren en hoe doen we dit?
Wat is een bedrijfskolom?
Wat betekent toegevoegde waarde?

Slide 1 - Tekstslide

Produceren
Goederen
Diensten
  • Het maken van goederen en leveren van diensten

Slide 2 - Tekstslide

welke goederen worden in jouw omgeving gemaakt?

Slide 3 - Open vraag

Welke diensten worden in jouw omgeving geleverd?

Slide 4 - Open vraag

Bedrijfskolom
  • ... Stel je wilt een houten tuinstoel maken en verkopen
  • ... Wat zijn de stappen?

Slide 5 - Tekstslide

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Zagerij
Groothandel
Woonwinkel
Houthakker
Meubelmaker

Slide 6 - Sleepvraag

1. Houthakker
2. Zagerij
3. Meubelmaker
4. Groothandel
5. Woonwinkel

  • productiefase
  • productiefase
  • productiefase
  • productiefase
  • productiefase
  • bedrijfskolom
  • Bedrijfskolom
Bedrijfskolom:
Alle bedrijven die meewerken aan een product

Slide 7 - Tekstslide

1. Houthakker
2. Zagerij
3. Meubelmaker
4. Groothandel
5. Woonwinkel
-> Consument
  • € 5
  • € 15
  • € 40
  • € 50

  • Toegevoegde waarde
  • = hoeveel een product telkens meer waard wordt doordat een bedrijf het product bewerkt
  • € 110

Slide 8 - Tekstslide

We gaan een video bekijken over het maken van een spijkerbroek!!

  • Je noemt straks twee opvallende zaken uit het filmpje. 

Slide 9 - Tekstslide

Noem twee opvallende zaken uit dit filmpje.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Verwarrend..? 
Een winkel is een dienstverlenend bedrijf, maar zij leveren toch geen diensten??

Nee zij leveren zelf een dienst, maar zij verkopen producten. De dienst die zij verlenen is dat wij daar producten kunnen kopen...

Slide 14 - Tekstslide

De productiesectoren
Anita en Jan hebben een fruitkwekerij. Bij hun kwekerij hebben ze een winkeltje. Daar verkopen ze vers fruit en eigengemaakte producten, zoals aardbeienjam.

Sleep in de volgende dia de juiste onderdelen van het bedrijf van Anita en Jan bij de juiste productiesectoren.

Slide 15 - Tekstslide

Agrarische sector
Industriele sector
Dienstverlenende sector
Ze telen fruit
Ze maken jam
Ze verkopen jam in hun winkel

Slide 16 - Sleepvraag

Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 17 - Quizvraag

Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 18 - Quizvraag

Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 19 - Quizvraag

Produceren is het maken van goederen en het verlenen van diensten.
A
Juist
B
Niet Juist

Slide 20 - Quizvraag

Willem brengt de postpakketten rond.
Dit is het:
A
Produceren van goederen.
B
Leveren van diensten.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een bedrijfskolom?
A
Alle bedrijven die hetzelfde maken bij elkaar
B
Alle bedrijven die betrokken zijn bij de productie van een product
C
Alle bewerkingen die een product ondergaat
D
Alle winkels die een bepaald product verkopen

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer de productiekosten dalen, kan de prijs van de producten....
A
Stijgen
B
Dalen
C
Gelijk blijven
D
niet worden aangepast

Slide 23 - Quizvraag

Wat is toegevoegde waarde?
A
Hoeveel een product telkens MINDER waard wordt doordat een bedrijf het product bewerkt.
B
Hoeveel een product telkens MEER waard wordt doordat een bedrijf het product bewerkt.

Slide 24 - Quizvraag

De doelen van deze les zijn:
1. Je weet wat produceren is en hoe we dit doen.
2. Je weet wat een bedrijfskolom is.
3. Je weet wat toegevoegde waarde is.
Heb je deze doelen behaald?
Ja
Nee

Slide 25 - Poll

Kostprijs per product
Kostprijs per product = alle productiekosten : aantal producten

Slide 26 - Tekstslide

Vraag!
Een fabriek heeft 250.000 chocoladerepen gemaakt. De totale productiekosten bedragen € 120.000. 
Wat is de kostprijs per product?

Slide 27 - Tekstslide