H2.4 Atoombouw

2.4 Atoombouw
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

2.4 Atoombouw

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planner

  • Leerdoelen
  • Atoombouw
  • Massa's
  • Volgende les: isotopen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Ik kan de bouw van een atoom uitleggen met behulp van het atoommodel
  • Ik kan het verschil tussen het atoomnummer en het massagetal van een atoom benoemen
  • Volgende les: Ik kan benoemen wat isotopen en zijn en aan de hand van het isotoop bepalen hoeveel protonen, neutronen en elektronen het isotoop bevat.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Atoombouw
Dalton

Slide 4 - Tekstslide

Het atoommodel van Dalton:
Een atoom is een solide bol.

Het atoommodel van Thomson:
Het atoom is een positieve solide bol, met negatieve lading aan de buitenkant.

Het atoommodel van Rutherford:
Het atoom heeft een positieve kern, en daarom heen zitten kleinere negatieve deeltjes, deze werden elektronen genoemd. (Krentenbol model)

Het atoommodel van Bohr:
Het atoommodel heeft een positieve kern, daarom heen in bepaalde banen zitten de elektronen. Deze elektronen hebben hun eigen baan, schillen genoemd.
Atoombouw; kern
Na verder onderzoek;
Kern (nucleus)
Bestaat uit:
Protonen (+) en Neutronen (0)

Enige uitzondering: waterstof (H)
Deze heeft 1 proton in de kern


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Atoombouw; schillen
In de schillen zitten de elektronen.

K-schil: 2 e-
L-schil: 8 e-
M-schil: 8 e-

Slide 6 - Tekstslide

De schillen om de kern hebben allemaal een andere naam:

K-schil, L-schil, M-schil, alfabetisch verder.
Iedere schil heeft zijn maximale vulling.

K-schil: maximaal 2 elektronen
L-schil: maximaal 8 elektronen
M-schil: maximaal 8 elektronen

e- = elektron
Atomen
Het atoommodel stelt dat ieder atoom hetzelfde is opgebouwd.

Wat verschilt is:
Het aantal: protonen (kern)
Het aantal: neutronen (kern)
Het aantal: elektronen (schillen)

Atoomnummer = aantal protonen
Massagetal = protonen + neutronen (dus hele kern)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afstand kern en elektron
De afstand tussen de kern en de elektron(en) is groot.

In de ruimte daartussen zit letterlijk niets

De afstand is heel relatief maar om een beeld te geven...


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig
Opgave 53 t/m 60
blz 62

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Isotopen
Isotopen:
Atomen van dezelfde atoomsoort maar met verschillende hoeveelheden neutronen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Massagetal en isotopen
atoomsoort
C-12
C-13
C-14
atoomnummer
6
6
6
aantal protonen
6
6
6
aantal elektronen
6
6
6
aantal neutronen
6
7
8
massagetal
12
13
14

Slide 11 - Tekstslide

Sommige atomen hebben hetzelfde aantal protonen (zelfde atoomsoort) in de kern, maar kunnen een ander aantal neutronen hebben. Dit noem je isotopen.

Isotopen, zijn atoomvarianten van de atoomsoort. Die van koolstof zijn:
C-12, C-13 en C-14
massagetal en (relatieve) atoommassa
massagetal = aantal protonen + neutronen in de kern

(relatieve) atoommassa= gemiddelde (voorkomende) massa van een atoomsoort.
koolstof = 12,01 u
C-12 komt veel meer voor, dan C-13 en C14 in de natuur

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn isotopen?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig

53 t/m 68 (65 niet)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies