Quiz 56 Hoe werkt het?

Quiz 56 Hoe werkt het?
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Quiz 56 Hoe werkt het?

Slide 1 - Tekstslide

Als je ergens een antwoord op hebt gevonden, een ontdekking hebt gedaan of iets hebt uitgevonden dan roep je:
A
Hoera
B
Joepie
C
Yes
D
Eureka

Slide 2 - Quizvraag

Albert Einstein werkte op een patentbureau
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Albert Einstein was een genie. Hij was vooral goed in:
A
natuurkunde
B
wiskunde
C
taal
D
gym

Slide 4 - Quizvraag

De stoommachine was heel belangrijk voor:
A
De Industriële revolutie
B
De tweede wereldoorlog
C
De eerste wereldoorlog
D
De Praagse lente

Slide 5 - Quizvraag

Deze man hoort bij de stoommachine:
A
Thomas Edison
B
James Watt
C
Neil Armstrong
D
Albert Einstein

Slide 6 - Quizvraag

Deze man hoort bij de gloeilamp.
A
Charles Lindbergh
B
Antonie Fokker
C
Thomas Edison
D
James Watt

Slide 7 - Quizvraag



of... was het toch steeds een muis?
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

een ruimte speciaal voor wetenschappelijk onderzoek noem je een
A
kantoor
B
laboratorium
C
atelier
D
universiteit

Slide 9 - Quizvraag

Dit zijn de 3 aggregatietoestanden:
A
vast-vloeibaar-gas
B
ijs-water-waterdamp
C
klomp-water-damp
D
ijs-vla-damp

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noem je de karretjes achter de locomotief?
A
jeep
B
perron
C
wagon
D
koets

Slide 11 - Quizvraag

Dit noem je een
A
hunebed
B
piramide
C
vrijheidsbeeld
D
toren

Slide 12 - Quizvraag

Dit is een:
A
psycholoog
B
podoloog
C
archeoloog
D
uitvinder

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de brandstof van een stoomlocomotief?
A
hout
B
water
C
elektriciteit
D
steenkool

Slide 14 - Quizvraag

Christiaan Huygens
A
ontdekte de ringen om saturnus
B
was de uitvinder van de toverlantaarn
C
werkte samen met zijn broer
D
noemde een maan Titan

Slide 15 - Quizvraag

bij wrijving ontstaat
A
warmte
B
water
C
stoom
D
steenkool

Slide 16 - Quizvraag

belangrijke dingen die je opschrijft noem je
A
een dagboek
B
notities
C
schrift
D
kladblok

Slide 17 - Quizvraag

Malala komt uit
A
Afghanistan
B
Nederland
C
Engeland
D
Pakistan

Slide 18 - Quizvraag

Malala vindt het belangrijk dat
A
alle kinderen naar school kunnen
B
kinderen niet meer in de textielfabrieken hoeven werken
C
kinderen niet meer in de mijnen hoefden werken
D
er geen oorlog is

Slide 19 - Quizvraag

Een ander woord voor octrooi is
A
advertentie
B
patent
C
gewend
D
party

Slide 20 - Quizvraag