3.8 Werkwoordspelling

Welkom bij deze les!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij deze les!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Theorie van H3.8 Spelling
Doel: Aan het einde van de les kan je de tijd van de zin herkennen + de juiste werkwoordsvorm in de zin toepassen.

- Oefeningen in LessonUp

- Eventueel: huiswerk maken

Slide 2 - Tekstslide

Tijd van de zin herkennen
- Belangrijk om te weten welke regel je moet toepassen!

Tegenwoordige tijd (nu): Stam + T

Verleden tijd + voltooid deelwoord: 't x-kofschip

Slide 3 - Tekstslide

Welke zin is in de voltooid verleden tijd geschreven (voltooid deelwoord)?
A
Ik werk vandaag.
B
Ik werkte gisteren.
C
Ik heb gewerkt.

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin is in de tegenwoordige tijd geschreven?
A
Hij verbaast zich.
B
Hij verbaasde zich.
C
Hij heeft zich verbaasd.

Slide 5 - Quizvraag

Welke zin is in de verleden tijd geschreven?
A
Zij rent naar huis.
B
Zij rende naar huis.
C
Zij is naar huis gerend.

Slide 6 - Quizvraag

Werkwoorden
Tegenwoordige tijd: stam + T (loopt, wordt, gaat, doet). 
Bij ik of je ná het ww: alleen de stam

Verleden tijd: 't x-kofschip
Voltooid verleden tijd: 't x-kofschip

Zwakke werkwoorden: gelopen, gevaren, etc. 

Slide 7 - Tekstslide

Er (gebeuren) een ongeluk.


Zo uitleg geven waarom je welk antwoord hebt gekozen.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 8 - Quizvraag

Er is een ongeluk (gebeuren).


Zo uitleg geven waarom je welk antwoord hebt gekozen.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 9 - Quizvraag

De vrouw (doden) haar man.
T.T.

Slide 10 - Open vraag

Benoem het fout geschreven ww:

Het meisje vergat om de brief te verwijderen, hoewel ze het heeft geprobeert.
A
vergat
B
verwijderen
C
heeft
D
geprobeert

Slide 11 - Quizvraag

Maak een zin in de tegenwoordige tijd met het werkwoord 'wandelen'. Gebruik: hij/zij/jij/u

Slide 12 - Open vraag

Schuif de juiste schrijfwijze van 'worden' naar de goede zin
De tafel ... morgen verkocht.
Suus en Bart ... morgen 15 jaar. 
... je morgen gefeliciteerd?
Suus en Bart zijn vorige week 15 jaar ...
geworden
word
worden
wordt

Slide 13 - Sleepvraag

Aan de slag
Maak van H3.8 de opdrachten 1  tot en met 3 + 5a.


Klaar? Ook al klaar met?
H1.8: 1 t/m 6?
H2.8: 2 t/m 7?

Slide 14 - Tekstslide