10.5 en 10.6

Verbranding en ademhaling
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verbranding en ademhaling

Slide 1 - Tekstslide

longblaasjes
long
bronchie
Luchtpijptakje
luchtpijp

Slide 2 - Sleepvraag

Het ademhalingsstelsel

Slide 3 - Tekstslide

De neusholte is bekleed met slijmvlies en trilharen. Wat is de functie hiervan?
A
Het filtert lucht
B
Het bevochtigd lucht
C
Het verwarmd lucht
D
a, b & c

Slide 4 - Quizvraag

Bij welk deel zit er het
meeste zuurstof in het
bloed?
A
1
B
2
C
3

Slide 5 - Quizvraag

Longblaasjes
Zuurstof wordt opgenomen in het bloed
Door de dunne wanden van de longhaarvaten
Koolstofdioxide wordt afgegeven door het bloed

Slide 6 - Tekstslide

Doel van de les: 
  • uitleggen dat zuurstof nodig is voor de verbranding in je cellen.
  • het proces van de verbranding in een schema weergeven.
  • uitleggen dat bij verbranding energie vrijkomt.
  • uitleggen dat verbrandingsproducten nodig zijn voor fotosynthese van planten.
  • uitleggen hoe je lichaam de vrijgekomen energie gebruikt.
  • voorbeelden van koudbloedige en warmbloedige diersoorten noemen.
  • uitleggen hoe het gedrag van koudbloedige en warmbloedige dieren samenhangt met hun lichaamstemperatuur.




Slide 7 - Tekstslide

Verbranding
- Bij verbranding komt energie vrij
- Voor verbranding is brandstof (Benzine, gas, glucose)
.... en zuurstof nodig

- Er ontstaat: water + koolstofdioxide + energie


Slide 8 - Tekstslide

Fotosynthese
Bladgroenkorrels --> fotosynthese

Nodig voor fotosynthese:
  1. Koolstofdioxide
  2. Water
  3. Zonlicht
Producten van fotosynthese:
  1. Glucose
  2. Zuurstof

Slide 9 - Tekstslide

Voor verbranding is brandstof en zuurstof nodig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Voor verbranding in cellen is brandstof en zuurstof nodig. Wat gebruiken organismen als brandstof?
A
Water
B
Glucose
C
Zuurstof
D
Koolstofdioxide

Slide 11 - Quizvraag

Nodig voor verbranding
Over na verbranding
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
(Energie)
Glucose

Slide 12 - Sleepvraag

Organismen gebruiken energie die vrijkomt bij verbranding om zichzelf warm te houden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel energie je nodig hebt, hangt af van:

Slide 14 - Open vraag

Koudbloedig en warmbloedig
Warmbloedig
  • Dieren die hun lichaamstemperatuur constant houden. 
  • Alleen vogels en zoogdieren zijn warmbloedig.
Koudbloedig
  • Dieren die een wisselende lichaamstemperatuur hebben. 
  • De temperatuur van het lichaam ongeveer gelijk aan de temperatuur van de omgeving.

Slide 15 - Tekstslide

Koudbloedig
  • De verbranding in cellen is afhankelijk van de temperatuur. 
  • Hogere lichaamstemperatuur is = meer verbranding 
  • Lage omgevingstemp. = lage lichaamstemp. = weinig verbranding
  • Weinig verbranding = weinig energie beschikbaar. 
  • Bij koud weer zijn koudbloedige dieren dan ook niet erg actief.

Slide 16 - Tekstslide

Koudbloedig
  • Koudbloedig = lichaamstemperatuur is hetzelfde als omgevingstemperatuur
  • Lage temperatuur --> weinig verbranding --> weinig energie
    --> niet actief
  • Hoge temperatuur --> veel verbranding --> veel energie
    --> actief

Slide 17 - Tekstslide

Winterslaap
Veel koudbloedige dieren houden in de winter een winterslaap. 

Tijdens de winterslaap:
Lichaamstemperatuur daalt --> stofwisseling vertraagt --> weinig energie en zuurstof nodig. 


Slide 18 - Tekstslide

Warmbloedig
  • Warmbloedige dieren zijn minder afhankelijk van de temperatuur van de omgeving. 
  • Actief in de winter
  • Veel verbranding om lichaamstemp. op peil te houden
  • Veel voedsel nodig om te verbranden
  • Veel energie nodig om voedsel te zoeken

Slide 19 - Tekstslide

Isolatie
Trek

Slide 20 - Tekstslide

Doel van de les: 
  • uitleggen dat zuurstof nodig is voor de verbranding in je cellen.
  • het proces van de verbranding in een schema weergeven.
  • uitleggen dat bij verbranding energie vrijkomt.
  • uitleggen dat verbrandingsproducten nodig zijn voor fotosynthese van planten.
  • uitleggen hoe je lichaam de vrijgekomen energie gebruikt.
  • voorbeelden van koudbloedige en warmbloedige diersoorten noemen.
  • uitleggen hoe het gedrag van koudbloedige en warmbloedige dieren samenhangt met hun lichaamstemperatuur.




Slide 21 - Tekstslide

En nu?
Verder met 10.5 (standaard + extra) en 10.6 (standaard + extra)

Slide 22 - Tekstslide