20221205 Meervoud

Nederlands
Welkom
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

H3 - Taalverzorging
Meervouden op -en, -s en -ën 

Slide 2 - Tekstslide




  1. Lesdoel
  2. Theorie
  3. Oefenen
  4. Zelfstandig werken
PLANNING

Slide 3 - Tekstslide

DOEL

- je kunt woorden in het meervoud goed spellen
- je kent de 4 manieren waarop je het meervoud van zelfstandige naamwoorden kunt maken.
spelling: tussenletters

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je al?
Zet in het meervoud

Slide 6 - Tekstslide

SPELLING
In deze les leer je:
  • meervoud op -en 
  • meervoud op -'s
  • meervoud op -s
  • meervoud op -ën


Slide 7 - Tekstslide

Meervoud op -en
kast - kasten
duif  - duiven
kaas - kazen

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het meervoud van:
knot
A
knotten
B
knoten
C
knots

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meervoud van:
slot
A
slotten
B
sloten
C
slots

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meervoud van:
pad (soort kikker)
A
paden
B
padden
C
pads

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meervoud van:
pad (weg)
A
paden
B
padden
C
pads

Slide 12 - Quizvraag

Meervoud op -s

Schrijf de -s vast aan het woord. Bijvoorbeeld:

tasje-tasjes

kantine-kantines

Slide 13 - Tekstslide

Meervoud op 's
Als de uitspraak niet meer klopt doe je 'S
bikini - bikini's


kiwi's      foto's    accu's   lama's  baby's  


Ik hOU vAn Ys

Slide 14 - Tekstslide

Noteer het meervoud van:
sms'je

Slide 15 - Open vraag

Waarom schrijf je opa's en niet opas?
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting

Slide 16 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
menu

Slide 17 - Open vraag

Waarom schrijf je shampoos en niet shampoo's
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting

Slide 18 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
garage

Slide 19 - Open vraag

Meervoud op -ën
idee - ideeën
theorie - theorieën
knie - knieën

Als de klemtoon NIET op de IE ligt, komt er -n achter
voorbeeld: bacterie - bacteriën
porie - poriën

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'theorie'?
A
theorieën
B
theroiën
C
theories

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'ree'?
A
reën
B
reeën
C
rees

Slide 22 - Quizvraag

Meervoud
Kijk naar het boodschappenlijstje. Zet de woorden in het meervoud. 

Slide 23 - Tekstslide

Zet de woorden in het meervoud
timer
2:00

Slide 24 - Open vraag

Boek
Ga naar het online lesmateriaal (H3 - taalverzorging 1) en maak daar de opdrachten 1, 2 en 3 of ga naar het boek op bladzijde 117 en maak daar de opdrachten 1 , 2 en 3.



Als je eerder klaar bent, begin je vast met opdracht 4
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Bijzondere gevallen

Woorden die geen meervoudsvorm hebben: 

rijst, meel, tarwe


Woorden die 2 meervouden hebben:

groente - groentes, groenten

museum - museums, musea

datum - datums, data

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het meervoud van:
dominee
A
domineeën
B
dominees
C
domineeen

Slide 27 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
etage

Slide 28 - Open vraag

Waarom schrijf je het meervoud van auto als auto's?
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het meervoud van:
arrenslee
A
arrensleeen
B
arrensleeën
C
arrenslees

Slide 30 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
dj

Slide 31 - Open vraag

Waarom schrijf je wc's en niet wcs?
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'gewei'?
A
geweien
B
geweiën
C
geweis

Slide 33 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
hoofdluis

Slide 34 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
ei
A
eis
B
eien
C
eiën
D
eieren

Slide 35 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
zeef

Slide 36 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
stad
A
steden
B
stadden
C
staden
D
stads

Slide 37 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
show

Slide 38 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
kam
A
kams
B
kammen
C
kameren

Slide 39 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
pony

Slide 40 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
lam
A
lams
B
lammen
C
lammeren
D
lameren

Slide 41 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
lama

Slide 42 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
taxi

Slide 43 - Open vraag

Waarom schrijf je je folders en folder's
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting

Slide 44 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
kat

Slide 45 - Open vraag

Waarom schrijf je handjes en niet handje's?
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting

Slide 46 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
cao

Slide 47 - Open vraag

Waarom schrijf je pc's en niet pcees?
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting

Slide 48 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
wafel

Slide 49 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
machine

Slide 50 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
abonnee

Slide 51 - Open vraag

Maken (online)

Hoofdstuk 3

Meervoud

Taalverzorging


Slide 52 - Tekstslide

Boek
Maak online taalverzorging 1 hoofdstuk 3 alle opdrachten

Slide 53 - Tekstslide