In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Nederlands
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
H3 - Taalverzorging
Meervouden op -en, -s en -ën
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoel
Theorie
Oefenen
Zelfstandig werken
PLANNING
Slide 3 - Tekstslide
DOEL
- je kunt woorden in het meervoud goed spellen
- je kent de 4 manieren waarop je het meervoud van zelfstandige naamwoorden kunt maken.
spelling: tussenletters
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat weet je al?
Zet in het meervoud
Slide 6 - Tekstslide
SPELLING
In deze les leer je:
meervoud op -en
meervoud op -'s
meervoud op -s
meervoud op -ën
Slide 7 - Tekstslide
Meervoud op -en
kast - kasten
duif - duiven
kaas - kazen
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het meervoud van: knot
A
knotten
B
knoten
C
knots
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het meervoud van: slot
A
slotten
B
sloten
C
slots
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het meervoud van: pad (soort kikker)
A
paden
B
padden
C
pads
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het meervoud van: pad (weg)
A
paden
B
padden
C
pads
Slide 12 - Quizvraag
Meervoud op -s
Schrijf de -s vast aan het woord. Bijvoorbeeld:
tasje-tasjes
kantine-kantines
Slide 13 - Tekstslide
Meervoud op 's
Als de uitspraak niet meer klopt doe je 'S
bikini - bikini's
kiwi's foto's accu's lama's baby's
Ik hOU vAn Ys
Slide 14 - Tekstslide
Noteer het meervoud van: sms'je
Slide 15 - Open vraag
Waarom schrijf je opa's en niet opas?
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting
Slide 16 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: menu
Slide 17 - Open vraag
Waarom schrijf je shampoos en niet shampoo's
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting
Slide 18 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: garage
Slide 19 - Open vraag
Meervoud op -ën
idee - ideeën
theorie - theorieën
knie - knieën
Als de klemtoon NIET op de IE ligt, komt er -n achter
voorbeeld: bacterie - bacteriën
porie - poriën
Slide 20 - Tekstslide
Wat is het meervoud van 'theorie'?
A
theorieën
B
theroiën
C
theories
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het meervoud van 'ree'?
A
reën
B
reeën
C
rees
Slide 22 - Quizvraag
Meervoud
Kijk naar het boodschappenlijstje. Zet de woorden in het meervoud.
Slide 23 - Tekstslide
Zet de woorden in het meervoud
timer
2:00
Slide 24 - Open vraag
Boek
Ga naar het online lesmateriaal (H3 - taalverzorging 1) en maak daar de opdrachten 1, 2 en 3 of ga naar het boek op bladzijde 117 en maak daar de opdrachten 1 , 2 en 3.
Als je eerder klaar bent, begin je vast met opdracht 4
timer
10:00
Slide 25 - Tekstslide
Bijzondere gevallen
Woorden die geen meervoudsvorm hebben:
rijst, meel, tarwe
Woorden die 2 meervouden hebben:
groente - groentes, groenten
museum - museums, musea
datum - datums, data
Slide 26 - Tekstslide
Wat is het meervoud van: dominee
A
domineeën
B
dominees
C
domineeen
Slide 27 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: etage
Slide 28 - Open vraag
Waarom schrijf je het meervoud van auto als auto's?
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het meervoud van: arrenslee
A
arrensleeen
B
arrensleeën
C
arrenslees
Slide 30 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: dj
Slide 31 - Open vraag
Waarom schrijf je wc's en niet wcs?
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting
Slide 32 - Quizvraag
Wat is het meervoud van 'gewei'?
A
geweien
B
geweiën
C
geweis
Slide 33 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: hoofdluis
Slide 34 - Open vraag
Wat is het meervoud van: ei
A
eis
B
eien
C
eiën
D
eieren
Slide 35 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: zeef
Slide 36 - Open vraag
Wat is het meervoud van: stad
A
steden
B
stadden
C
staden
D
stads
Slide 37 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: show
Slide 38 - Open vraag
Wat is het meervoud van: kam
A
kams
B
kammen
C
kameren
Slide 39 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: pony
Slide 40 - Open vraag
Wat is het meervoud van: lam
A
lams
B
lammen
C
lammeren
D
lameren
Slide 41 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: lama
Slide 42 - Open vraag
Noteer het meervoud van: taxi
Slide 43 - Open vraag
Waarom schrijf je je folders en folder's
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting
Slide 44 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: kat
Slide 45 - Open vraag
Waarom schrijf je handjes en niet handje's?
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting
Slide 46 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: cao
Slide 47 - Open vraag
Waarom schrijf je pc's en niet pcees?
A
Je schrijft het zoals je het zegt
B
Met de -s eraan vast zou je het woord verkeerd uitspreken
C
Het is een afkorting
Slide 48 - Quizvraag
Noteer het meervoud van: wafel
Slide 49 - Open vraag
Noteer het meervoud van: machine
Slide 50 - Open vraag
Noteer het meervoud van: abonnee
Slide 51 - Open vraag
Maken (online)
Hoofdstuk 3
Meervoud
Taalverzorging
Slide 52 - Tekstslide
Boek
Maak online taalverzorging 1 hoofdstuk 3 alle opdrachten