LJ1 3.3 Meervoud

Nederlands
Periode 3
Week 3
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Periode 3
Week 3

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Vorige les niet aanwezig? Antwoorden 3.1 en 3.2 controleren bij medestudenten
3.3 Meervoud
  • Meervoud op -s
  • Meervoud op 's
  • Meervoud op -en
  • Meervoud met -s of -en
  • Vreemde meervouden

Slide 2 - Tekstslide

Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 3 - Quizvraag

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 4 - Quizvraag

Het meervoud van museum is:
A
museums
B
musea
C
museums en musea
D
museum heeft geen meervoud

Slide 5 - Quizvraag

Meervoud op -s
De -s schrijf je er aan vast als dat geen probleem voor de uitspraak oplevert:
  • kamers / dekens / asperges / logés / kanaries / tantes / bureaus / dominees / printers

Slide 6 - Tekstslide

Meervoud op 's
De 's schrijf je om uitspraakproblemen te voorkomen (als je een fout bij de uitspraak kunt maken)
  • bij afkortingen
    vwo's, wc's
  • in woorden die eindigen op:
    ezelsbruggetje = Ik hOU vAn Y's
    bikini's, auto's, accu's, lama's, jury's

Slide 7 - Tekstslide

Meervoud op -en
Schrijf -en aan het woord vast:
  • stoel - stoelen
  • kast - kasten
  • pols - polsen
Let op:
  • klinkerweglating: leraar - leraren
  • medeklinkerverdubbeling: rok - rokken

Slide 8 - Tekstslide

Moeilijke gevallen bij -en
Woorden die eindigen op -ik

Je schrijft 2 k's als de klemtoon op -ik valt:
  • snikken, blikken, likken, tikken
Je schrijft 1 k als de klemtoon niet op -ik valt:
  • moniken, viezeriken, leeuweriken

Slide 9 - Tekstslide

Moeilijke gevallen bij -en
Woorden die eindigen op -ie of -ee
Woorden die op -ie of -ee krijgen soms een -s (kanaries, directies), maar in andere gevallen een -n of -en.
Voor meervouden op -n of -en is de regel:
  • Je schrijf -en erbij als de klemtoon op de ie of ee valt:
    feeën, genieën, ideeën
  • Je schrijf -n en een trema erbij als de klemtoon er niet op valt
    bacteriën, poriën, oliën

Slide 10 - Tekstslide

Moeilijke gevallen bij -en
Woorden die eindigen op -f of -s
In het meervoud wordt de f meestal aan v:
  • kloof - kloven, staaf - staven
En de s wordt vaak een z:
  • laars - laarzen, kluis - kluizen
Let op! Maar:
  • fotograaf - fotografen, kaars-kaarsen

Slide 11 - Tekstslide

Meervoud met -s of -en
Heel wat woorden hebben twee meervoudsvormen:
  • aardappels - aardappelen
  • zoons - zonen
  • gemeentes - gemeenten
Vreemde meervoudsvormen (oorspronkelijk Latijnse woorden):
  • datum - data / datums (niet data's)
  • museum - musea / museums (niet musea's)

Slide 12 - Tekstslide

Sleep het juiste meervoud in het juiste hokje
meervoud vaste -s
meervoud -'s
lente
etui
agenda
party
dossier
baby
lolly
trolley

Slide 13 - Sleepvraag

meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang

Slide 14 - Sleepvraag

meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op -s én -en
meervoud op -'s 
niveau
melodie

Slide 15 - Sleepvraag

Aan de slag!
  • Maak alle opdrachten van 3.3 Meervoud
  • Maak de extra oefeningen in de online licentie

Slide 16 - Tekstslide