18/11 H2, schrijven, artikel schrijven

Schrijven

een artikel schrijven
We gaan drie artikelen schrijven, daar krijgen jullie feedback op
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijven

een artikel schrijven
We gaan drie artikelen schrijven, daar krijgen jullie feedback op

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Lezen
  • Terugblik
  • Instructie- zelfstandig in stilte werken 
  • Verlengde instructie - in stilte werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • kun je benoemen wat een artikel is;
  • kun je benoemen hoe de opbouw van een artikel er uitziet;
  •  kun je een kort artikel schrijven met een begin, middenstuk en slot;
  •  kun je alinea's maken en inhoudelijke verbanden aangeven met signaalwoorden;
  • heb je geoefend met het schrijven van een artikel.

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 3 - Tekstslide

    timer
    10:00
    In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

    Slide 4 - Tekstslide

    Slide 5 - Tekstslide

    INLEIDING
    KERN
    SLOT
    A. Aanleiding voor het schrijven van het artikel
    B. Argument(en) + onderbouwing
    C. Je belangrijkste boodschap
    D. Naam van de krant + datum artikel
    E. Een zin om de lezer te prikkelen en waarover de lezer na blijft denken.
    F. Feiten, cijfers, voorbeelden
    G. Conclusie

    Slide 6 - Sleepvraag

    Inleiding
    A. Aanleiding voor het schrijven van het artikel
    C. Je belangrijkste boodschap
    D. Naam van de krant + datum artikel

    Midden
    B. Argument(en) + onderbouwing
    F. Feiten, cijfers, voorbeelden

    Slot
    E. Een zin om de lezer te prikkelen en waarover de lezer na blijft denken.
    G. Conclusie

    Slide 7 - Tekstslide

    herhaling nieuwe lesstof vorige les

    Slide 8 - Tekstslide

    Het artikel schrijven
    Het artikel bestaat altijd uit:
    1. inleiding
    2. middenstuk
    3. slot

    Het artikel heeft dus minimaal 3 alinea's

    Slide 9 - Tekstslide

    Een artikel schrijven
    In een informatief artikel geef je de lezer informatie 
    over een bepaald onderwerp

    Slide 10 - Tekstslide

    Opbouw van een artikel
    • Plaats boven je artikel een passende titel
    • In de inleiding staat de aanleiding van je artikel: waarom je het artikel schrijft
    • In het middenstuk (kern) staat de meeste informatie (wat, waarom, waarover..)
    • In het slot staat wat je hoopt te bereiken met het artikel
    • Zet je voor- en achternaam onder het artikel
    • Al deze onderdelen zijn losse alinea's!

    Slide 11 - Tekstslide

    Slide 12 - Video

    Zo schrijf je een artikel
    In de inleiding noem je het onderwerp van het artikel. 

    Daarnaast kun je: 
    - de aanleiding vertellen (waarom je over het onderwerp schrijft).  
    - een voorbeeld geven van het onderwerp.  
    - een kort, grappig verhaaltje (anekdote) vertellen over het onderwerp.  
    - een vraag of vragen stellen die je in de tekst gaat beantwoorden.

    Slide 13 - Tekstslide

    Zo schrijf je een artikel
    In het middenstuk schrijf je over elk deelonderwerp één alinea. 

    - Schrijf de belangrijkste informatie  over het deelonderwerp in de eerste zin. Ga op dezelfde regel verder en geef  in de rest van de alinea voorbeelden  of uitleg bij het deelonderwerp.
    Je tekst wordt duidelijker als je in de eerste zin van een alinea  een signaalwoord gebruikt, zoals ook, ten tweede, bovendien.

    Slide 14 - Tekstslide

    Zo schrijf je een artikel
    In het slot kun je:
    - de deelonderwerpen samenvatten.
    - vertellen wat er in de toekomst 
    waarschijnlijk nog gaat gebeuren (toekomstverwachting). 
    - een conclusie trekken.
    - een advies geven.
    - een antwoord geven op de vraag/vragen die je in de inleiding hebt gesteld. 

    Je kunt in het slot een signaalwoord gebruiken, zoals dus, kortom, dat betekent.

    Slide 15 - Tekstslide

    Zo schrijf je een artikel
    Maak eerst een schrijfplan voordat je een artikel gaat schrijven

    Verder:
    - Zorg je voor een passende titel.
    - Schrijf je een artikel van minimaal 100 woorden.
    - Gebruik je een logische volgorde.
    - Zorg je voor samenhang in de tekst (denk dus ook aan tekstverbanden!)
    - Zorg je voor passend taalgebruik.
    - Vermeld je jouw voor- en achternaam (en klas) onder het artikel.

    Slide 16 - Tekstslide

    Slide 17 - Tekstslide

    Slide 18 - Video

    Hoofdgedachte
    • De hoofdgedachte is een (door jezelf bedachte) samenvatting in één zin.
    • De hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.


    Het stappenplan om de hoofdgedachte te vinden:
    • Wat zegt de schrijver van de tekst over het onderwerp? 
    • De hoofdgedachte is altijd één complete zin.
    • Je vindt de hoofdgedachte meestal in de inleiding of in het slot van een tekst, dus lees die twee gedeelten goed!
    --> Let op: de hoofdgedachte is nooit een vraag!

    Slide 19 - Tekstslide

    Slide 20 - Video

    Alineaopbouw

    De kernzin bevat de belangrijkste informatie van een alinea. Meestal staat de kernzin aan het begin of het eind van een alinea. De rest van de alinea bestaat dan uit toelichting en/of voorbeelden bij de kernzin. 

    Er zijn ook andere mogelijkheden:
    • Een alinea bevat helemaal geen kernzin. Alle zinnen van de alinea bevatten belangrijke informatie. Dit komt onder andere voor bij teksten in schoolboeken.
    • De kernzin is de tweede zin van een alinea. De eerste zin van de alinea is dan een inleidende zin.
    • De kernzin staat in het midden van de alinea.
    • Soms zijn er twee kernzinnen. Het belangrijkste van de alinea is dan verdeeld over meer zinnen.

    Slide 21 - Tekstslide

    Kernzin - alinea
    • De kernzin is de zin waarin de belangrijkste informatie staat, de kern van de boodschap en DAARNA komt de rest (uitleg en voorbeelden).
    • De kernzin gaat altijd over het onderwerp en moet dus betrekking hebben op het onderwerp dat je bepaald hebt.
    • De kernzin gaat VAAK over wie (doet/vindt/wil/overkomt) en/of wat (wil/doet/vindt de wie of gebeurde er met de wie) en NOOIT over waarom 
    • In de kernzin staat GEEN uitleg of voorbeeld.
    • De kernzin is meestal de de eerste zin in de alinea en soms de tweede of de laatste zin
    • Je stelt jezelf de vraag: waar gaat deze alinea over?



    Slide 22 - Tekstslide

    Kernzin
    Voorbeelden plaats kernzin in de alinea

    Mevrouw Hooi houdt veel van koffie. Zij drinkt zeker zes koppen koffie per dag en het liefst Nespresso. Koffie van vers gemalen bonen vindt zij ook lekker. Dan wel het liefst van Australian.

    Vorig jaar hebben de leerlingen gewerkt aan lezen en dit jaar gaan we daarmee verder. De docent herhaalt eerst de lesstof van vorig jaar.  Daardoor beginnen de leerlingen beter voorbereid aan lezen h1.

    Slide 23 - Tekstslide

    Slide 24 - Video

    Functies tekstdelen - kort
    Inleiding: de schrijver noemt het onderwerp van de tekst en wil de lezer nieuwsgierig maken.
     Dit kan op veel manieren, bijvoorbeeld:
    • een gebeurtenis beschrijven;
    • een mening over het onderwerp geven;
    • een vraag over het onderwerp stellen.
    Middenstuk: het grootste deel van de tekst met de meeste informatie over het onderwerp. 
    Gaat per alinea in op een deelonderwerp van het onderwerp. Tekstverbanden om het een lopende tekst te maken!
    Slot:  meestal de laatste alinea, 
    bijvoorbeeld:
    • het belangrijkste wordt kort herhaald 
    • er wordt naar de toekomst wordt gekeken
    • de vraag uit de inleiding wordt beantwoorden
    Vaak hebben ze een vaste structuur!


    Slide 25 - Tekstslide

    Slide 26 - Video

    Werk voor deze les 
      Lees de opdracht en de tekst die hierbij hoort
      Kijk naar de opdracht, de punten staan al in de juiste volgorde
      Verdeel de punten over de inleiding, kern en slot
      Ben je klaar? lees het nog een keer goed door en leg de je opdracht nog eens naast je tekst. Staat alles erin. Heb je alle hoofdletters en punten staan? Lopen je zinnen goed?

      Laat je buurman of buurvrouw het lezen en lever je artikel in. Je krijgt van mij feedback op je tekst. Dit is de eerste van drie artikelen die we gaan schrijven, bewaar je feedback zodat je weet wat je de volgende keer eventueel beter kan doen

      Klaar = in STILTE lezen

      Slide 27 - Tekstslide

      Lesdoel:
      Aan het einde van deze les:

      • kun je benoemen wat een artikel is;
      • kun je benoemen hoe de opbouw van een artikel er uitziet;
      •  kun je een kort artikel schrijven met een begin, middenstuk en slot;
      •  kun je alinea's maken en inhoudelijke verbanden aangeven met signaalwoorden;
      • heb je geoefend met het schrijven van een artikel.


        Blauw = kennen = kennis = leren
        Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

        Slide 28 - Tekstslide

        INLEIDING
        KERN
        SLOT
        A. Aanleiding voor het schrijven van het artikel
        B. Argument(en) + onderbouwing
        C. Je belangrijkste boodschap
        D. Naam van de krant + datum artikel
        E. Een zin om de lezer te prikkelen en waarover de lezer na blijft denken.
        F. Feiten, cijfers, voorbeelden
        G. Conclusie

        Slide 29 - Sleepvraag

        Inleiding
        A. Aanleiding voor het schrijven van het artikel
        C. Je belangrijkste boodschap
        D. Naam van de krant + datum artikel

        Midden
        B. Argument(en) + onderbouwing
        F. Feiten, cijfers, voorbeelden

        Slot
        E. Een zin om de lezer te prikkelen en waarover de lezer na blijft denken.
        G. Conclusie

        Slide 30 - Tekstslide

        Ik kan benoemen wat een artikel is en hoe de opbouw van een artikel er uitziet.

        😒🙁😐🙂😃

        Slide 31 - Poll

        Reflectie:
        Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
        Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

        Slide 32 - Open vraag

        Feedback
        Wat vond je fijn/goed aan deze les?
        Wat zou je liever anders zien?

        Slide 33 - Open vraag