Verwijswoorden groep 8

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 8

Ik heb aan het einde van de les ... antwoorden goed.

011

Wat zijn verwijswoorden?

VERWIJSWOORDEN

Verwijswoorden verwijzen meestal 

naar een woord dat al eerder genoemd is of 

wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Bijvoorbeeld:

Rens pakt zijn jas. Hij trekt hem aan.

Wij gingen naar het museum. Daar was het erg leuk.

Over welke verwijswoorden hebben we het vorige week gehad?

DEZE, DIE, DAT, DAAR, HIJ, ZIJ, HET, ZE, HEM, HAAR, HEN, WAT

Dit zijn enkele verwijswoorden.

Je gebruikt deze verwijswoorden om te verwijzen naar iemand die of iets wat

eerder genoemd is.

Taal is het leukste ___ er is.

1. Dat
2. Wat
3. Die
4. Deze

Het eerste DAT ik vanochtend deed was mijn tandenpoetsen.

Juist

Onjuist

Vorig jaar gingen we een kitten halen op een boerderij. Het sneeuwde. Ik herinner me deze gebeurtenis nog heel goed, omdat ik toen zo blij was.

Waar verwijst ''deze gebeurtenis'' naar?

1. de boerderij
2. het ophalen van de kitten
3. hoe blij ik was
4. dat het sneeuwde

Waarom gebruiken we eigenlijk verwijswoorden?

Zonder verwijswoorden

Siem heeft zin in de vakantie. Siem gaat dan samen met Siems ouders een weekje weg. Siems vader heeft Siem verteld dat ze naar Kreta gaan.

De sturen van hun fietsen raakten elkaar heel even. In een flits vielen Sjoerd en Kas op de grond.

Wat is in deze zin het verwijswoord?

De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. Ze zochten naar drenkelingen.

Waar verwijst ''ze'' naar?

1. de duikers
2. de bootjes
3. de drenkelingen
4. het meer

De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. Ze lagen op de bodem van het meer.

Waar verwijst ''ze'' naar?

1. het meer
2. de duikers
3. de drenkelingen
4. de bootjes

Let goed op

De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. Ze zochten naar drenkelingen.

De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. Ze lagen op de bodem van het meer.

Er kwam een groot applaus. De zanger had ____ niet verwacht.

Erik was erg moe, daarom ging ____ op tijd naar bed.

Mijn moeder heeft een prachtige vaas gekocht. ____ was erg duur. 

hij

deze

dit

Schrijf de 5 verwijswoorden op

Weet je nu wat verwijswoorden zijn?

😒🙁😐🙂😃

Iedereen ging wandelen, ____ had ik geen zin in.

Welk verwijswoord gebruik je?

Dat

Daar

Dit

Hier

Klopte je verwachting aan het begin van de les?

😒🙁😐🙂😃

Hoe vond je deze les?

😒🙁😐🙂😃